Top 10 Een vreemde dood
Niet iedereen blaast bejaard en der dagen moe zijn laatste adem uit in bed. Sommige componisten kwamen tragisch of bizar aan hun einde. Van een moorddadig insect en een fatale sigaar tot de dood door dirigeerstok en boekenkast.
Alban Berg (1885-1935)
Een moorddadig insect
Halverwege augustus 1935 kreeg de Oostenrijkse componist Alban Berg last van zijn onderrug. ‘Een insectenbeet heeft in een crescendo van pijn daar een enorm abces veroorzaakt dat me van al mijn vreugden berooft’, schreef hij. ‘Hij sprak tegelijkertijd de hoop uit dat – zoals een arts had gezegd – met een dikke week de zwelling zou verdwijnen. Maar niets was minder waar. Het abces etterde voort, en intussen verschrompelden ook de financiën van Berg. ‘Ik heb nog geld om één tot twee maanden te overleven’, meldde hij begin november in een brandbrief aan een vriend. Hij keerde daarom terug naar Wenen. Hij hield zichzelf op de been met pijnstillers. Half december belandde Berg met bloedvergiftiging in het Rudolfspital. Twee operaties en een bloedtransfusie brachten verlichting. Berg vroeg het ziekenhuis of hij zijn bloeddonor kon bedanken. Dat bleek een Weense volksjongen. ‘Als ik nu maar geen operettecomponist word’, grapte hij tegen een vriend. Twee dagen later was plotseling alles anders en begon zijn doodstrijd. In de avond van 23 december viel Berg ten prooi aan koortsdromen over zijn onvoltooide opera Lulu, zijn armen maakten zwakke dirigeerbewegingen en hij riep meermalen: ‘Een opmaat! Een opmaat.’ Het was een opmaat tot zijn dood.
Lees ook Sterk verhaal Affaire in geheimschrift
Ernest Chausson (1855-1899)
De fatale fietstocht
Het was tragisch dat de muziekwereld pas na zijn dood het talent van de Fransman Ernest Chausson ontdekte. Voordien was hij nauwelijks opgemerkt en moest worstelen voor zijn bestaan. Hij kwam uit een rijke familie en studeerde rechten, voordat hij op zijn 25ste besloot om gehoor te geven aan zijn muzikale roeping. Op een mooie lentedag in juni maakte hij een fietstocht rond zijn buitenverblijf in Limay. Tijdens de afdaling van een heuvel verloor Chausson de controle over zijn rijwiel en kwam tot stilstand tegen een stenen muur. Hij was op slag dood.
Jean-Baptiste Lully (1632-1687)
Dirigeren is een gevaarlijk vak
Hij was de machtigste man – althans wat muziek betreft – aan het hof van Zonnekoning Lodewijk XIV: de Italiaan Giovanni Battista Lulli, beter bekend als Jean-Baptiste Lully. Hij was de choreograaf van de dansende koning. Nadat Lodewijk van een levensbedreigende ziekte genas, kreeg Lully de opdracht om een Te Deum te componeren, een lofzang om God te bedanken. Uiteraard liet Lully niets aan het toeval over – zelf stond hij voor het koor en orkest om de maat te slaan met een lange staf. In het vuur van de muziek sloeg hij met het uiteinde ervan vol op zijn kleine teen. De wond leek niet veel voor te stellen, maar al snel sloeg er een infectie toe die uitgroeide tot koudvuur. De arts ried hem aan zijn teen te laten amputeren, na een paar dagen de voet en vervolgens het been. Het mocht niet baten. Op zijn sterfbed wilde de priester hem alleen vergeving schenken als hij zijn nog onvoltooide opera Achille et Polixene zou verbranden. Dat deed hij, omdat hij wist dat er nog een kopie was. De priester stonk erin.
Henry Purcell (1659-1695)
Niet in zijn huis, wel in zijn graf
De Engelse componist Henry Purcell hield van een goede kroeg, zeer tot ongenoegen van zijn vrouw, die zijn uitgaansgedrag langzamerhand zat werd. Ze beval hem om voor twaalven thuis te zijn. Want daarna zouden de bedienden hem niet meer binnenlaten. Maar op een koude herfstnacht ging het mis. Purcell stond pas om één uur bij de voordeur. Zoals opgedragen, liet het personeel hem tot de ochtend buitenstaan. Tegen die tijd had Purcell al een flinke verkoudheid opgelopen. Nog maar 36 jaar oud stierf hij niet lang daarna aan een longontsteking. Overigens beweren andere historici dat Purcell bezweken zou zijn aan tuberculose.
Lees ook Het meesterwerk Dido’s droefenis
Kijk ook Purcell Come All Ye Songsters
Jean-Marie Leclair (1697-1764)
Mysterieuze moord
Jean-Marie Leclair was de grootste Franse vioolvirtuoos van de achttiende eeuw. Hij begon als danser en balletmeester. Rond zijn veertigste trad hij in dienst van prinses Anne van Oranje en werkte in Leeuwarden en Den Haag. Daarna keerde hij terug naar Parijs, waar de Graaf van Gramont zijn opdrachtgever werd. Hij scheidde van zijn tweede vrouw in 1658. Leclair kon bij de graaf wonen, maar hij koos voor een huis in een buitenwijk. Daar werd de componist op een herfstavond bij terugkeer voor zijn voordeur drie keer in zijn rug gestoken. De tuinman vond hem de volgende ochtend badend in zijn bloed. Deze Jacques Paysant was ook meteen de eerste verdachte. Maar de moord zou nooit worden opgehelderd. Belangrijkste verdachten waren Leclairs ex-vrouw die met haar erfenis de nodige financiële problemen kon oplossen en neef Guillaume-François Vial, ook een musicus die zijn oom vergeefs als kruiwagen wilde gebruiken.
Charles-Valentin Alkan (1813-1888)
Noodlottige boeken
Er zijn van die verhalen die je niet met de waarheid moet verpesten. Een ervan is de dood van de Franse pianist en componist Charles-Valentin Alkan. Als virtuoos stond hij op dezelfde hoogte als tijdgenoten Franz Liszt en Frédéric Chopin, met wie hij bevriend was. Maar het wonderkind trok zich halverwege de twintig terug uit het openbare leven. Chopins dood en het politieke spel rond de muziek in Parijs zouden hebben bijgedragen aan zijn kluizenaarschap. Hij bleef wel componeren, en maakte studies en vertalingen van de Bijbel en de Talmoed. Alkan beheerste Hebreeuws en Grieks. ‘En tot slot, mijn zoon’, zegt het Bijbelboek Prediker, ‘nog deze waarschuwing: er komt geen einde aan het aantal boeken dat geschreven wordt, en veel lezen mat het lichaam af.’ Volgens de mythe werden zijn boeken Alkan inderdaad noodlottig. Op een dag reikte hij naar de Talmoed op de bovenste plank van de boekenkast, die omviel en hem verpletterde. Een later ontdekte brief van zijn huismeester bestreed deze lezing. Die schreef dat hij Alkan vond onder een kapstok in de keuken.
Enrique Granados (1867-1916)
Een ‘gouden’ dood
Gedurende de Eerste Wereldoorlog reisde de Spaanse componist en pianist Enrique Granados naar New York voor de première van zijn opera Goyescas. De Amerikaanse president Woodrow Wilson kreeg lucht van het bezoek en verzocht hem een recital te komen spelen in het Witte Huis. Die uitnodiging kon de Spanjaard onmogelijk afslaan. Door de trip naar Washington misten Granados en zijn vrouw wel de boot naar Spanje. Er zat niets anders op dan via Engeland te reizen, en daar met het veer The Sussex over te steken naar Frankrijk. In Het Kanaal werd het schip getorpedeerd door een Duitse onderzeeër. Granados klom aan boord van een reddingssloep, maar zag zijn over boord gesprongen vrouw in het water dobberen. In een poging haar te redden, verdronken beiden. Het tragische was dat er maar één helft van de veerboot zonk. De andere helft – waarop de hut van Granados lag – werd naar Frankrijk gesleept. Sommige bronnen beweren dat er nog een andere oorzaak was voor Granados’ verdrinkingsdood. Omdat hij bang was dat door de oorlog cheques en bankbiljetten hun waarde zouden verliezen, liet hij zich in de VS uitbetalen in goud, dat hij in een riem onder zijn kleren droeg. Toen hij in Het Kanaal sprong om zijn vrouw te redden, zou het gewicht ervan hem naar beneden hebben getrokken.
Pjotr Ilitsj Tsjaikovski (1840-1893)
Zelfmoord door cholera?
De dood van de Rus Pjotr Ilitsj Tsjaikovski is nog steeds een raadsel. Zijn hele leven werd hij beheerst door de angst dat de buitenwereld zijn homoseksualiteit zou ontdekken. Het maakte hem tot een neurotisch en zwaarmoedig mens. De componist stierf negen dagen na de première van zijn Zesde Symfonie, de Pathétique, die niet zoals gebruikelijk eindigt met een laatste orkestrale uitbarsting, maar met een wegstervende hartslag in de muziek. Na de generale repetitie rende de groothertog Konstantin Konstantinovitsj huilend naar de dirigentenkamer en riep uit: ‘Wat heb je gedaan? Dit is een requiem!’ Over zijn dood zijn boeken vol geschreven. Hij zou cholera hebben opgelopen na het drinken van een glas ongekookt kraanwater in een restaurant. Volgens historici was dat scenario niet aannemelijk, gezien de strenge hygiëneregels tijdens de epidemie. Bovendien dronk Tsjaikovski liever mineraalwater. Wat volgde was een wirwar van theorieën. Een aantal suggereert dat hij zelfmoord pleegde – vrijwillig of gedwongen door een soort geheim genootschap – om niet ontmaskerd te worden als homoseksueel.
Anton Webern (1883-1945)
Webern werd de sigaar
Als componist moest Anton Webern worstelen voor een bestaan, maar als veelbelovend dirigent kon hij zijn gezin aardig onderhouden. Na de Anschluss van Oostenrijk bij nazi-Duitsland veranderde dat. Zijn muziek werd bestempeld als ontaard en ook de inkomsten uit dirigeren droogden langzaam op. Waar hij politiek zelf stond, was niet geheel duidelijk. Hij bewonderde zijn leermeester, de Jood Arnold Schönberg, en hield tegelijkertijd van zijn zoon, die een nazi was. Aan het slot van de oorlog verhuisde hij naar Salzburg. Een paar maanden na de bevrijding ging hij even naar buiten om een sigaar op te steken, zodat zijn slapende kleinkinderen geen last van de rook zouden krijgen. Helaas was hij vergeten dat de Amerikaanse militairen het maken van licht op dat tijdstip van de avond hadden verboden. Dus toen een soldaat de punt van de sigaar zag oplichten, schoot hij meteen. Webern stierf. De militair kon niet leven met zijn daad, raakte aan de drank en pleegde tien jaar daarna zelfmoord.
Claude Vivier (1948-1983)
Vivier voorspelde zijn eigen moord
Zelfs onder muziekliefhebbers blijft de Canadese componist Claude Vivier een obscure naam. Hij werd te vondeling gelegd en heeft zijn ouders nooit gekend. Die gebeurtenis en zijn opgroeien in katholieke kloosters met hun mysterieuze rituelen, stelde Vivier in staat om een droomwereld te scheppen. ‘Ik kon mijn eigen afkomst schetsen zoals ik dat wilde.’ Als homo met een zucht naar seksuele ervaringen benauwde Canada hem. Dankzij een beurs kon hij de oversteek maken naar Europa, waar hij eerst studeerde in Utrecht en daarna bij Karlheinz Stockhausen in Keulen. Tot ergernis van zijn leraar was hij brutaal en droeg Vivier een stinkende schaapsleren jas die hij nooit uittrok. Hij stierf in Parijs, 34 jaar oud. Op zijn werktafel lag het manuscript van een muzikale monoloog Glaubst du an die Unsterblichkeit der Seele, geloof je in de onsterflijkheid van de ziel. Daarin beschrijft Vivier hoe hij zich tijdens een reis in de metro aangetrokken voelt door een jongeman. De muziek eindigt plotseling na de gezongen regel: ‘Toen haalde hij een dolk uit zijn jas en stak me in het hart.’ Vivier werd doodgestoken in zijn appartement door een mannelijke prostitué die hij had opgepikt in een bar.
Sterk verhaal Muziek voorkomt moord
Top 10 Begrafenismarsen
Muziek en Liefdesverdriet
Het meesterwerk Mozarts Requiem
Sterk verhaal Jasknoop redt Handel
Top 10 Dirigentengrappen