Top 10 Countertenoren
Alfred Deller (1912-1979)
Deller was de eerste countertenor die roem oogstte als solist. Hij zong in kerkkoren, totdat de componist Michael Tippett hem ontdekte. In 1948 beleefde Deller zijn doorbraak op de radio met Henry Purcells ode Come, Ye Sons of Art. Zijn pure en koele toon was, begeleid door de luit, daarna te horen in opnamen van oude Engelse liederen. In 1950 richtte hij het ensemble The Deller Consort op, waarmee hij een lans brak voor de madrigalen uit de tweede helft van de 16de eeuw, het tijdperk genoemd naar vorstin Elizabeth I. Componist Benjamin Britten schiep in 1960 voor Deller de rol van Oberon in zijn opera A Midsummer Night’s Dream. Het was voor het eerst sinds eeuwen dat er weer muziek geschreven werd voor de mannelijke alt.
Russell Oberlin (1928)
In het Londense Covent Garden viel de rol van Oberon in Brittens A Midsummer Night’s Dream een jaar na de première toe aan de Amerikaanse countertenor Russell Oberlin. De stem van Deller was te ‘klein’ voor het operahuis. Oberlins zoete stem bezat het soepele en gelijkmatige karakter van de klassieke mezzosopraan. Hij zag zichzelf als een hoge tenor. Oberlin was in de VS, schreef een criticus, ‘jarenlang de eenzame beoefenaar van een oude kunst die nog nooit in Amerika had gebloeid’. Hij werkte onder meer met dirigent en componist Leonard Bernstein, die special voor zijn stem een deel schreef in zijn Chichester Psalms. Zijn loopbaan was mooi maar kort. Oberlin nam op zijn 36ste afscheid van het podium om zich te richten op lesgeven.
James Bowman (1941)
Als een elegante verschijning met een warme toon was James Bowman een andere countertenor die gestalte gaf aan Brittens Oberon. De componist schreef daarna voor de zanger de Stem van Apollo die voorkomt in zijn laatste opera Death in Venice, uit 1972. Bowman werd vooral beroemd door zijn band met de oude muziekspecialist Christopher Hogwood en diens Academy of Ancient Music. Hij vond het onzin om de countertenoren van vandaag te vergelijken met de castraten van vroeger. ‘Wij zijn een uitvinding van de 20ste eeuw’, zei hij, ‘voortgekomen uit de Engelse koorcultuur.’
Dominique Visse (1955)
Visse is de karakteracteur onder de countertenoren, met een grillige en onderscheidende stem en een volmaakte timing voor het komieke. Hij zingt uiteenlopend repertoire, van middeleeuwse liederen tot travestierollen in Monteverdi’s L’Incoronazione di Poppea tot eigentijdse lovesongs van Takemitsu en Poulenc. Hij begon op zijn elfde als koorknaap in de Parijse Notre Dame en studeerde fluit en orgel voordat hij besloot zich geheel aan de zang te wijden. Een van zijn eerste leraren was pionier Alfred Deller.
David Daniels (1966)
De Amerikaan Daniels – zoon van twee zangers – begon als gewone tenor, maar ontevreden met zijn stem probeerde hij het als countertenor. Zijn moeder was operazangeres, en Daniels groeide op in de coulissen met een verafgoding voor de sterren van het muziektheater. Hij debuteerde in New Yorks Metropolitan Opera als Sesto in Händels Giulio Cesare in 1999. Al snel schoof hij door naar de echte heldenrollen in de Händel-opera’s, zoals Giulio Cesare zelf, Tamerlano en Rinaldo. Daniels heeft een weelderige maar subtiele stem en een repertoire dat loopt van de intieme motetten van Vivaldi en Pergolesi tot de folksongs van Britten en de liederencyclus Les nuits d’Été van Berlioz.
Andreas Scholl (1967)
Voormalig jongenssopraan Andreas Scholl studeerde in het Zwitserse Basel, voordat hij ‘in handen viel’ van oude muziekspecialisten als Philippe Herreweghe, René Jacobs, Ton Koopman en William Christie. Vooral zijn vertolkingen van Bach oogstten lof. Scholl bezit een smetteloze toon en maakt indruk met zijn leergierige en bescheiden houding. ‘Een engelachtig geluid’, volgens James Bowman, ‘maar je twijfelt geen moment aan zijn mannelijkheid.’ Behalve Bach was Scholl ook te zien en te horen in een aantal Händel-opera’s, zoals Giulio Cesare in Salzburg, met een sterrencast waartoe ook Cecilia Bartoli, Philippe Jaroussky en Anne-Sofie von Otter behoorden.
Bejun Mehta (1968)
De Amerikaan Bejun Mehta is de zoon van twee muzikanten. Hij schitterde als jongenssopraan en studeerde na het breken van zijn stem cello en Duitse literatuur aan Yale University. Van zijn stem was niet meer over dan een ‘middelmatige bariton’. Na het lezen van een interview met David Daniels in The New Yorker vroeg Mehta zich af of er wellicht een countertenor in hem schuilging. Een jaar later maakte hij al zijn debuut in Händels Partenope. Durf en dynamiek kenmerken zijn stem, eigenschappen die vooral tot uiting kwamen in zijn rol als waanzinnige Orlando in Händels gelijknamige opera. Hij zong ook de sterren van de hemel in George Benjamins opera Written on Skin uit 2012.
Xavier Sabata (1976)
Xavier Sabata studeerde voor saxophonist en acteur voordat hij zich bekeerde tot zingen. De Catalaanse countertenor heeft een donkere stem vol smaken, een gespierde techniek en een goed gevoel voor het benadrukken van het drama. Hij was leerling van barokdirigent William Christie en overdonderde menig luisteraar met zijn Händel-cd Bad Boys. Hij viel vooral op met de intelligente manier waarop hij de psycholgie van de Händel-schurken in zijn stem tot uiting liet komen. Sabata bleek dan ook geknipt als de wrede en manipulatieve titelheld in een opname van de opera Tamerlano.
Philippe Jaroussky (1978)
De Franse countertenor Philippe Jaroussky is beroemd om zijn plooibare en heldere stem. Hij studeerde aanvankelijk viool en piano, totdat hij op een avond in een kerk een concert bezocht en in de ban raakte van de Caribische countertenor Fabrice di Falco. Jaroussky vermengt de onschuld van een koorknaap met sensualiteit, een vreemde maar onweerstaanbare combinatie, die zowel tot zijn recht komt in religieus werk van Vivaldi, als in chansons van Massenet, Debussy en Fauré. Met het ensemble L’Arpeggiata van Christina Pluhar zingt hij Monteverdi zo vrij dat het als 17de-eeuwse jazz klinkt.
Iestyn Davies (1979)
De Brit Davies is een raadselachtige verschijning die een volgepakte Royal Albert Hall zo kan betoveren dat je er een speld hoort vallen. Hij zong als kind bij St John’s College in Cambridge, begon daarna aan een studie archeologie en antropologie, maar belandde uiteindelijk op de Royal Academy of Music in London. Hij zingt van barok tot hedendaags, met een stem die gelijkmatig en puur is, en moeiteloos lijkt te komen.
Aanbevolen opnamen
Lees en luister ook
In de spotlights Franco Fagioli
Album van de week Orfeo ed Euridice
Muziek en Castraten
Top 10 Barokcomponisten
In de spotlights Christophe Rousset
Top 10 Sopranen