Top 10 Balletmuziek

© master1305 / iStock

De balletmuziek heeft zich ontwikkeld van een begeleiding voor beweging tot een zelfstandige kunstvorm. Een top 10.

Klassieke muziek voor het ballet

Sinds Lodewijk XIV zich in het midden van de zeventiende eeuw nadrukkelijk op het podium manifesteerde als danser en aan zijn hof alle ruimte bood voor de dans, heeft de balletmuziek zich ontwikkeld van een begeleiding voor beweging tot een zelfstandige kunstvorm. Vooral de balletten van het Russische Mariinski- en het Bolsjoj Theater zorgden in de negentiende eeuw met dank aan Pjotr Iljitsj Tsjaikovski voor de verzelfstandiging van de balletmuziek tot een symfonische partituur. Les Ballets Russes brachten vervolgens in de eerste decennia van de twintigste eeuw veel balletmuziek die ook in de concertzaal een groot succes werd. Vandaar dat in deze top tien waarin veel mooie muziek langskomt en net zo veel ontbreekt, de nadruk ligt op de negentiende en twintigste eeuw.

Lully – Ballet Royale de la Nuit

Om terug te gaan naar de oorsprong van het academische ballet moeten we naar het Franse hof. En wel naar het moment dat Lodewijk XIV op 15-jarige leeftijd naar voren werd geschoven als de man die Frankrijk de komende decennia zou domineren. De artistieke motor werd onder andere gevormd door Jean-Baptiste Lully die waarschijnlijk de meeste muziek schreef voor het Ballet Royale de La Nuit uit 1653, en die naast de koning ook in die voorstelling danste. Hoogtepunt in dit ballet was het moment dat de jonge Lodewijk in gouden kleren en behangen met edelstenen als de opgaande zon naar boven werd gehesen. Het leverde hem de bijnaam Zonnekoning op en een blijvende liefde voor de dans. En Lully werd kort daarna benoemd tot hofmusicus. In deze hoedanigheid gaf hij de Franse dansmuziek een klank en werd hij met toneelschrijver Molière de geestelijke vader achter de comédies-ballets, waarvan Le Bourgeois Gentilhomme de bekendste is, en in het verlengde daarvan achter de prominente plek van het ballet in de Franse opera. Zelfs in 1861 voelde iemand als Richard Wagner zich nog geroepen om bij de eerste Parijse uitvoering van zijn opera Tannhäuser een bacchantisch ballet toe te voegen dat onder de titel Venusberg een eigen leven ging leiden.


Von Gluck – Dans van de zalige geesten

Ook de grote Duitse operahervormer Christoph Willibald von Gluck ontkwam in 1774 bij de Franse première van Orfeo ed Euridice niet aan de Franse eis om minstens één substantieel ballet aan de opera toe te voegen. Speciaal voor zijn Orphée et Eurydice schreef hij de Dans van Furies en de Dans van de Zalige Geesten die aan het begin van de tweede acte, vlak voordat Orpheus in de onderwereld afdaalt een dansintermezzo vol herinnering, angst en hoop vormen.


Mozart – Balletmuziek voor Idomeneo KV 367

Hoewel Gluck grootse operahervormingen voorstond en de muziek altijd een functie moest hebben die het drama diende, was de dans en het ballet ook in het achttiende eeuwse Duitsland en Oostenrijk populair. Vooral Wolfgang Amadeus Mozart schreef vele losse dansen, maar incorporeerde ook ballet in zijn opera’s. Zo schreef hij voor zijn opera Idomeneo uit 1781 verschillende dansen. Uiteindelijk besloot hij dat de opera lang genoeg was en zonder ballet kon. De suite van verschillende dansen werd vervolgens de basis voor een ballet direct na de opera. Het scenario van dit ballet is niet overgeleverd, maar de muziek is nog steeds buitengewoon charmant.


Tsjaikovski – Zwanenmeer

In de eerste helft van de negentiende eeuw lijkt de belangstelling voor ballet, en dus balletmuziek in Duitsland en Oostenrijk tanende. Alleen Frankrijk houdt de traditie levend met complete balletten zoals Giselle van Adolphe Adam en dansintermezzi in opera’s. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw krijgt het ballet weer een impuls. Met werken als De Schone Slaapster (1890) en De Notenkraker (1891-1892) en vooral het Zwanenmeer (1877) zette Pjotr Iljitsj Tsjaikovski een nieuwe standaard voor balletmuziek. Het is, zeker na het horen van die beroemde melodie die klinkt aan het begin van de tweede scène van de eerste acte, onvoorstelbaar dat het ballet in eerste instantie flopte. Pas toen het ballet in 1895 weer op de planken kwam werd het de kerst- en nieuwjaarsevergreen die het nog steeds is. Helaas was de componist toen al dood.


Saint-Saëns – De (stervende) Zwaan

Uiteindelijk was het een combinatie van Russische en Franse krachten die in 1905 balletgeschiedenis zou schrijven. In 1886 schreef Camille Saint-Saëns zijn Carnaval des Animaux en voegde er de bepaling aan toe dat dit vrolijke stukje ‘bureauvermaak’ pas na zijn dood, die uiteindelijk in 1921 kwam, uitgevoerd mocht worden. Alleen De Zwaan gaf hij vrij. De jonge solodanseres van het Russisch Keizerlijk Ballet Anna Pavlova herkende het potentieel en vroeg choreograaf Michael Fokje een solo te ontwerpen op het drie minuten durende werkje. In 1905 ging De Stervende Zwaan van Pavlova/Fokine in St. Petersburg première en de rest is geschiedenis.


Stravinsky – Sacre du Printemps

Diezelfde Anna Pavlova en diezelfde Mikhael Fokine vormden het begin van een Russische dansbeweging die het centrum van de dans weer naar Parijs zou verplaatsen. Impresario Sergej Diaghilev rook een revolutionaire vernieuwing van de dans en richtte in 1909 Les Ballets Russes op. Vooral toen sterdanser Vaslav Nijinski halverwege 1912 de choreografenrol overnam van Fokine, die kort daarvoor nog succes had gehad met Daphnis et Chloë van Maurice Ravel, was het hek van de dam. Nijinski debuteerde met zijn spraakmakende sensuele choreografie op Debussy’s Prelude à l’apres-midi d’un faune en zette de dans als moderne kunstvorm in 1913 definitief op de kaart met de veelbesproken première van Le Sacre du printemps van Igor Stravinsky. De oerkrachten die zowel de choreografie als de muziek van Le Sacre losmaakten zorgden voor een schandaal zonder weerga.


Bartók – De Wonderbaarlijke Mandarijn

Dat schandalen niet voorbehouden waren aan de Ballets Russes, bleek in november 1926. De première van het pantomime-ballet De Wonderbaarlijke Mandarijn van Béla Bartók in de Opera van Keulen was ook meteen de laatste uitvoering. De burgemeester van Keulen verbood op morele gronden het werk waarin drie zwervers een vrouw aanzetten om mannen te verleiden om zo hun geld te kunnen stelen. Hoewel het werk kort daarna in Praag meer succes had, bracht voor Bartók de concertsuite uitkomst. Zijn partituur, net als die van Stravinsky grotendeels gebaseerd op elementen uit de volksmuziek, werd een blijver op de concertpodia.


Prokofjev – Romeo en Julia

Voor Sergei Prokofjev speelde het omgekeerde zich af. De suites uit zijn in 1935 geschreven ballet Romeo en Julia kregen bekendheid in de vorm van verschillende orkestsuites voordat het in zijn geheel op de planken belandde. De inmiddels communistische autoriteiten maakten bezwaar tegen het happy end dat het ballet in tegenstelling tot Shakespeares tragedie had. Vandaar dat het even duurde. Uiteindelijk vond de Russische première in 1940 plaats in het Kirov Theater, het huidige Mariinski Theater, waarvoor Prokofjev het oorspronkelijk geschreven had. De Dans van de Montagues en Capulets was toen inmiddels al een bescheiden ‘hit’.


Copland – Appalachian Spring

Terwijl ook Romeo en Julia in 1940 nog voortborduurde op het klassieke ballet werd in de Verenigde Staten inmiddels de basis gelegd voor de moderne dans. Danseres en choreografe Martha Graham maakte vanaf 1929 furore met haar Martha Graham Dance Company. Vele nieuwe balletten ontstonden en vele componisten kregen opdrachten. Zo ook Aaron Copland. Hij schreef een werk voor dertien instrumenten waarin de Shaker hymne Simple Gifts een belangrijke rol speelde en maakte er later een volledige orkestsuite van. Een fragment uit het zevende deel van de suite was vervolgens jarenlang de herkenningstune van de documentaireserie CBS Reports.


Katsjatoerian – Spartacus

Gek genoeg bleef in het communistische Rusland het onder het tsaristische regime populair geworden klassiek ballet gewoon bestaan. De nieuwe machthebbers vonden altijd wel paralellen met de proletarische idealen. Zo werd het ballet Spartacus van de Armeniër Aram Katsjatoerian omarmd omdat de ontsnapping van Spartacus en zijn vrouw Phrygia leek op de overwinning van de arbeidersklasse op de keizerlijke macht. Tja… Het ballet leverde Katsjatoerian al in 1954, twee jaar voor de volledige balletpremière in het Bolshoi Theater, de Leninprijs op. En mocht men bij dit ballet gedachten aan de zee krijgen: de melodie van het beroemde Adagio maakte in de jaren zeventig furore als de openingstune van de tv-serie The Onedin Line.


Turnage – Blood on the floor

Hoewel een werk als Spartacus de overwinning van het klassieke ballet en dito orkestpartituren lijkt te suggereren, was het vooral de moderne dans die furore bleef maken. Zo droeg de bij Martha Graham begonnen danser en choreograaf Merce Cunningham veelal samen met avant-garde componist John Cage de dans naar het einde van de twintigste eeuw. Vaak hadden dans en muziek nauwelijks een relatie, maar fascinerend was het wel. Dat geldt ook voor de door de dans van Cunningham beïnvloede productie L’Anatomie de la sensation (pour Francis Bacon) van choreograaf Wayne McGregor die in 2011 in de Opera Bastille in Parijs in première ging. Hij gebruikte het voor Ensemble Modern en vier jazzsolisten geschreven Blood on the Floor van de Engelsman Mark Anthony Turnage. De titel van het werk komt van een schilderij van Bacon, maar de inspiratie was Turnages broer die aan een overdosis overleed. Ook McGregor gebruikte de schilderijen als inspiratie voor dit existentiële ballet, waarmee hij vooral bewees dat elke muziek balletmuziek kan zijn.


Playlists