Snapshot Klassiek Chagrijn

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo Huijnen & Hopman, is concertmeester van het Gelders Orkest, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Diskotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere twee weken op maandagavond kun je haar nieuwe column beluisteren op Radio 4 en lezen op Classics To Go.

Chagrijn

‘Je bent veel leuker dan ik dacht’.
Ik kijk de onbekende verbaasd aan.
‘Als je speelt ben je zo’n zuur chagrijn. Maar zodra je ophoudt kijk je anders’.

Daar sta je dan, met je after-concert-borrel, tussen je publiek.
Hij heeft wel een punt. Als ik speel en gefocust ben, staat mijn gezicht niet direct in de lachstand. Dan ben ik bloedserieus, en dat ziet er soms niet vriendelijk uit. Ik weet het van mezelf. Ik probeer er op te letten, maar de muziek gaat voor mijn gelaatsuitdrukking. Daar kom ik niet altijd aan toe.

Soms neem ik me weer eens voor om het aan te pakken. Omdat het goed is je te blijven realiseren hoe je over komt. En dat je beter kan ademen. Als je goed ademt ontspant je gezicht ook. Ik probeer weleens – zogenaamd losjes – te gaan zitten lachen: ‘Kijk-mij-het-eens-uit-de-mouw-schudden.’ Dus niet.

Om mezelf te relativeren kijk ik filmpjes van anderen, en loer ik om me heen in de orkesten waar ik speel. Man, man, wat een bekkentrekkerij. De een fronst, de ander zet zijn kaken klem in een scheve stand, en weer een ander doet iets geks met zijn mond. Maar ja, het is part of the job. En Rafael Nadal staat ook niet glimlachend een grand slam af te werken.

Vroeger keek ik gegeneerd naar Gidon Kremer. Zijn mond ver open boven zijn viool – ik verdacht hem ervan dat-ie kwijlde. Geen gezicht. Maar als je echt gaat luisteren zie je het niet meer. Lars Vogt, ook zo iemand. Hij kan kijken alsof hij helse pijnen lijdt. Tot ik hem leerde kennen bij een concert in Noorwegen. Wat een vrolijke pianist, en wat een zelfspot. Ge-wel-dig. Ik heb daarna nooit meer op zijn mimiek gelet. Bij collega’s zie ik het ook niet meer, het hoort er gewoon bij. Blazers zijn wat dat betreft in het voordeel, ze móeten hun gezichtsspieren aanspannen, én hun instrument zit er grotendeels voor. Kun je hoogstens nog wat zeggen over een goor smokingstrikje.

Een van mijn voorbeelden is Maxim Vengerov. Zoals hij van de trap in het Concertgebouw kan rennen, stuiteren bijna. Altijd met een grote smile: ‘Jongens, ik heb er zó’n zín in!’ Maar als hij begint ondergaat-ie een gedaanteverwisseling. Het ziet er niet altijd even charmant uit, hij trekt met zijn kaken. Maar het draagt bij aan het totaalplaatje: hij ís de muziek, met zijn hele lijf, met iedere spier, er is even niets anders op de wereld. En dan storen die kaken me echt niet.

Je hebt er ook die lijken te balen als ze opkomen, arrogant bijna. Geen lachje te zien, niet tijdens het spelen, en zelfs niet bij het applaus. Het is een manier om te focussen, maar het kan ook onhandigheid zijn. Of verlegenheid, een handicap op het podium.
Er zijn maar weinig mensen aan wie je helemaal niks ziet. Het heeft me altijd verbaasd hoe dat kan, als je zo intensief met techniek en emoties bezig bent, dat er niets aan een gezicht valt af te lezen.

Trouwens, die meneer die me een zuur chagrijn noemde, die bleek psychiater te zijn. Ik wens zijn patiënten sterkte.


Lees en luister ook