Muziek en Tennis
“Tennis was Gershwins lust en leven; alleen de piano deed hem meer.” De componist was niet de enige klassieke sportieveling: ook Claude Debussy, Arnold Schönberg en de Spaanse cellist Pablo Casals hielden wel van een balletje slaan. Dat leidde zelfs tot nieuwe composities.
‘Hij serveert goed. Wat heeft hij een mooie benen’, schreef Satie
Begin twintigste eeuw heerste Max Décugis op de tennisbanen van Parijs. Achtmaal won hij het toernooi dat nu de naam draagt van Roland Garros, een vliegenier uit de Eerste Wereldoorlog. In die tijd deden er slechts Fransen mee. Décugis zegevierde onder meer in 1913, het jaar waarin Claude Debussy zijn laatste orkestwerk componeerde, het ballet Jeux. Twee meisjes en een jongen gaan in de schemering op zoek naar een uitgeslagen tennisbal. Het tafereel mondt uit in een erotisch spel van verstoppen en elkaar achternazitten. De avond is warm en de lucht verbleekt. En ten slotte is er de omhelzing, een betovering die wordt verbroken als iemand vanuit de struiken nog een tennisbal in hun midden gooit. Het drietal schrikt op en verdwijnt in het duister.
De choreografie van de beroemde Vaslav Nijinski was nogal wonderlijk, vond Debussy’s vakgenoot Erik Satie. Het tennis in het ballet leek namelijk meer op voetbal. In een satirisch artikel schreef hij over het ‘Russische tennis, dat vast een nieuwe rage wordt’. Een jaar later componeerde Satie zelf over tennis, in een verzameling korte pianostukken onder de titel Sports et Divertissements. Het betrof een bijdrage aan een zogenaamd livre d’artiste, een boek waarin de beeldende kunst, de literatuur en de muziek elkaar vonden. Het allerlaatste deeltje heet Le Tennis en Satie schreef tussen de schaarse noten ook teksten. In dit geval:
‘Zullen we spelen? Ja!
Hij serveert goed.
Wat heeft hij een mooie benen.
Een slice-service. Game!’
Een slice-service. Hoe excentriek Satie ook was: aan het gebruik van dat begrip, kun je aflezen dat hij het nodige van tennis moet hebben geweten. In het korte stuk hoor je de bal heen en weer gaan over het net.
Choreografe Nijinska liet zich inspireren door tennisicoon Suzanne Lenglen
Ruim een decennium na Debussy’s Jeux was het opnieuw Le Ballet Russes dat een muziekvoorstelling maakte waarin tennis figureerde. Ditmaal was de choreografie niet van Vaslav Nijinski, maar van zijn jongere zus Bronislava Nijinska. Het ballet heette Le Train Bleu, en ging over de trein die rijke Fransen vervoerde van Calais naar de Middellandse Zee. Nijinska zelf danste de rol van een tennisster, die ze had gemodelleerd op de bewegingen van de beroemde winnares van het toernooi in Parijs, Suzanne Lenglen. Zij was de eerste grote sporticoon van de twintigste eeuw. De pers noemde haar La Divine, de godin. Darius Milhaud schreef de muziek.
Over het Franse tennis schreef ook de Fin Sibelius een lied ‘Tennis in Trianon’, de naam verwijst naar een paleis in Versailles waar – in het gedicht van Gustav Fröding dat Sibelius verklankte – een groep rijken aan het tennissen is als er plotseling een bedelaar opduikt. En dan vliegt de bal alle kanten op.
Ook Maurizio Kagel liet zich inspireren door een tenniswedstrijd voor zijn werk Match, waarin twee cellisten noten naar elkaar toeslingeren alsof het tennisballen zijn en een percussionist voor umpire speelt. Van de grote componisten waagde ook Dmitri Sjostakovitsj zich aan tennis. Hij deed dat in zijn ballet De gouden eeuw, over een Russisch voetbalelftal dat moet spelen tegen corrupte ploegen uit het westen. Daarin zit één scène waarin tennissers zich voorbereiden op een partij.
‘Tennis was Gershwins lust en leven; alleen de piano deed hem meer’
Niet alleen schreven tal van componisten werken over tennis. Ook veel musici waren verslingerd aan deze sport. De Spaanse cellist Pablo Casals liet in 1915 een tennisbaan aanleggen achter zijn huis, en deed die zomer mee aan een prestigieus Catalaans toernooi waarin hij de halve finales bereikte. In de jaren erna nodigde hij vaak Spaanse tenniskampioenen uit om bij hem thuis te komen spelen.
In Hollywood speelden de componisten Arnold Schönberg en George Gershwin vaak tegen elkaar. De Amerikaanse komiek Oscar Levant schreef over Gershwin: ‘Tennis was zijn lust en zijn leven; alleen de piano deed hem meer. Hij ging zo volledig in het spel op dat ook een gezamenlijke warming-up voor wedstrijden tot de vele taken van zijn bediende Paul was gaan horen. Nog groter dan de passie van George voor tennis was die van Arnold Schönberg, die speelde met de wetenschappelijke ijver van iemand die wil weten wat de bal beweegt (maar niet weet hoe hij hem moet raken). Het contact tussen Schönberg en Gershwin was hartelijk en had onder meer tot gevolg dat George de oudere man op een vaste dag in de week zijn baan ter beschikking stelde.’ Schönberg ontwierp zelfs een muzieknotatiesysteem gebaseerd op gebeurtenissen in het tennis.
Filmregisseur Rouben Mamoulian beschreef in zijn memoires een tennispartij tussen hemzelf en Gershwin: ‘Ik herinner me een keer dat we bij hem in Beverly Hills aan het tennissen waren. Dat was nadat George en Ira de muziek hadden gemaakt voor een film met Fred Astaire en Ginger Rogers met onder meer het weemoedige liedje ‘No, no, they can’t take that away from me’. Welnu, George nam zijn spel, net als de meeste dingen die hij deed, volkomen au serieux. Een briljante speler was hij niet, maar ik was nog slechter. Toch voelde hij zich diep ongelukkig, elke keer dat hij een bal miste – hij klemde zijn racket tegen zijn borst en jammerde: “No-o, no-o!” Op een gegeven moment, toen hij dat deed, zong ik luidkeels: “You can’t take that away from me.” George schoot verrukt in de lach. En elke keer beantwoordde ik zijn kreet no-o, no-o met die zin. En telkens schaterde George alsof hij het voor het eerst hoorde.’
Aanbevolen opnamen
Lees en luister ook
Sterk verhaal Soldaat Schönberg
Componist Jean Sibelius
Componist Erik Satie
De vergelijking Gershwins Rhapsody in Blue
Top 10 Legendarische cellisten
Muziek en Pianoduels