Muziek en Het heelal

Sterren, planeten, de maan, de zon: alles wat in het universum zweeft lijkt een oneindige inspiratiebron voor componisten. Logisch. Hoe kun je beter het onzichtbare en onzegbare vangen dan in muziek. Een poging om de oerknal te verklanken leverde in 1737 zelfs de eerste cluster (een combinatie van drie of meer noten die naast elkaar liggen op de piano) in de muziekgeschiedenis op. De zon, de maan, de sterren, de planeten, alle geven ze aanleiding tot verwondering en fantasie. Een beknopte bloemlezing van deze fascinatie voor de hemel, en alles wat er in rondzweeft, levert een rijk palet aan geweldige en diverse muziek op.

Hemelse inspiratie, of toch niet?

Dat het universum en de hemellichamen tot de verbeelding spreken, moge duidelijk zijn. Toch is het niet altijd de schuld of de inspiratie van de componist in kwestie dat zijn werk aan hemelse inspiratiebronnen wordt gekoppeld. Zo had Beethovens Mondscheinsonate in eerste instantie niets met de maan te maken. Pas een paar jaar na de dood van de componist kwam de bijnaam van Pianosonate nr.14, op.27 nr.2 in zwang. Wat de werkelijke inspiratiebron was weten we niet, wel dat de Duitse dichter en muziekcriticus Ludwig Rellstab de relatie van het langzame begin van de sonate met de maan op zijn geweten heeft. Rellstab keek op een nacht in 1832 naar het maanlicht dat scheen over het meer van Luzern en dacht meteen aan het begin van Beethovens sonate. In een recensie koppelde hij dit Adagio sostenuto aan zijn nachtelijke ervaring en binnen de kortst mogelijke keren had iedereen het over die ene maneschijnsonate.

Sterren

Om met de sterren te beginnen: even vol ontzag naar boven kijken is niet alleen voorbehouden aan een schilder als Vincent van Gogh. Al gaf hij met zijn beroemde schilderij Sterrennacht wel weer de inspiratie voor het orkestwerk Timbres, espace, mouvement van Henri Dutilleux, dat als ondertitel La nuit étoillée (‘Sterrennacht’) meekreeg. Ook voor vele anderen zijn de duisternis en de sterren aanleiding geweest voor prachtwerken. Zo is Puccini’s E lucevan le Stelle, de onsterfelijke aria uit Tosca, ongetwijfeld echt onder een nachtelijke hemel ontstaan. Ook de nocturne, een dromerig genre bedacht door John Field en groot gemaakt door Fryderyk Chopin, dankt zijn bestaan aan de nacht. En Max Richter deed er in Sleep acht uur over om de betovering door de duisternis en de sterren in klank te vatten.

Anderen bleven dichterbij. Zo noemde de Letse componist Ēriks Ešenvalds zijn op de nacht geïnspireerde werk uit 2011 voor koor en galactisch klinkende met water gestemde glazen gewoon Stars. Kaija Saariaho was een stuk specifieker toen ze haar orkestwerk Asteroid 4179: Toutatis naar een van de bekendste zwerm ‘vallende sterren’ noemde.

Planeten

Nu zijn die asteroïden eigenlijk geen sterren en heten ze ook meestal planetoïden: brokken materie die door de ruimte zweven in een baan om de zon en daarom ‘planeetachtig’ worden genoemd. Hoewel het werk van de Finse componiste Kaija Saariaho sprankelt als een verzameling sterren, moeten we het dus eigenlijk over planeten hebben. En als het om planeten gaat kunnen we niet om The Planets van Gustav Holst heen. Zijn astrologische karakterisering van de planeten werkt nog altijd zo sterk dat het zijn andere werken compleet overschaduwt. Alleen een muzikale visie op de aarde ontbreekt in Holsts orkestwerk.

De maan

Waar de aarde als planeet wat minder voorkomt onder componisten, is de maan juist een van de meest tot de verbeelding sprekende hemellichamen. Als een componist iets met de inspiratie van de ruimte wil is de kans groot dat het een Clair de Lune (Debussy), Pierrot Lunaire (Schönberg) of La lever de lune (Saint-Saëns) wordt. Toch staat achter een van de leukste maaninspiraties de naam van Joseph Haydn. In 1777 schreef hij een heerlijke ‘science fiction’ opera getiteld Il mondo de la Luna. Hoewel het in de aard gewoon gaat over een student die een jongedame op het oog heeft en tegen een dwarsliggende vader aanloopt, bezingt het ‘visionaire’ stuk het leven op de maan, wordt er gedroomd van een reis naar de galactische metgezel van de aarde. Zelfs het maanlandschap wordt in een tuin nagebouwd om de vader van het meisje maar mild te stemmen.

De zon

Als de maan het meest tot de verbeelding spreekt, is de zon ongetwijfeld het meest ongrijpbaar. Hoe een gloeiende vuurbol die opkomt en ondergaat in muziek te vangen? Maurice Ravel wist in ieder geval met Lever du jour uit het ballet Daphnis et Chloë de mooiste zonsopkomst vast te leggen. Sofia Goebaidoelina liet de zon op haar beurt op zijn mooist zingen in het celloconcert Canticle of the Sun, terwijl de Tsjechische componist Štěpán Rak het in zijn gitaarsolo The Sun brutaal op een portret van de zon hield.

De meest opmerkelijke zonne-inspiratie komt deze keer niet van Haydn – zijn Zonnekwartetten op. 20 hebben in feite niets met de zon te maken en zetten hooguit de componist neer als het centrum van het genre van het strijkkwartet – maar van Terry Riley. De minimal music-pionier schreef in 2002 op verzoek van het Kronos Quartet en NASA muziek waarin geluiden uit de ruimte als een soort extra geluidslaag een rol spelen. Het resultaat, Sun Rings, is verder een strijkkwartet waarin de zon zijn zorgen uit over de toestand op de aarde. En dat we Also sprach Zarathustra met de zon associëren is de schuld van Stanley Kubrick die meteen aan het begin van zijn film 2001: A Space Odyssey het kenmerkende begin van Strauss’ symfonisch gedicht zette onder een beeld van de zon die boven de maan opkomt en over de aarde schijnt.

Het begin en de oneindigheid

Stanley Kubrick was een sowieso grootmeester in het leveren van associatiemateriaal. Wie had ooit gedacht dat An den schönen blauen Donau van Johann Strauss jr. te maken zou hebben met de ruimte en weidsheid van ons sterrenstelsel? Voor Kubrick was het blijkbaar vanzelfsprekend, want hij zette de meest beroemde wals van deze koning van de driekwartsmaat onder een paar zeker voor 1968 verbluffende ruimtescenes in 2001: A Space Odyssey. Toch was het niet Kubrick maar John Williams die de onmetelijke ruimte van het universum een klank gaf. Niet alleen met het iconische vijftonige signaalmotief uit Close Encounters of the Third Kind, maar ook met Three Million Light Years from Home uit E.T.

Het begin van al die oneindigheid legde Jean-Féry Rebel al in 1737 vast met wat de geschiedenis in zou gaan als de eerste cluster in de kunstmuziek. Le Cahos, het eerste deel van zijn balletsuite Les Elements, begint erg langzaam, met een zeker voor die tijd oorverdovende combinatie van de opeenvolgende tonen D,E,F,G, A, Bes, en Cis.

Dan pakte wederom Joseph Haydn het in de ouverture van Die Schöpfung met Die Vorstellung des Chaos iets subtieler en ook voorzichtiger aan. Maar de fascinatie voor alles wat de aarde in het heelal omringt blijft duidelijk. Daarom noemde Claude Vivier zijn opera Kopernikus uit 1978-79 vol bewondering naar de pas in het laatste tableau opkomende zestiende-eeuwse wetenschapper. Hij was het immers die ‘ontdekte dat het middelpunt van het heelal niet de aarde was, maar de zon’, aldus de Canadese componist. ‘Wat mij daarom interesseert, is het idee van de kosmische zoeker, die verder dan de aarde begon te kijken. Hij wordt pas aan het einde van de opera geïntroduceerd, hij is het die de poorten van de hemel opent…’


Lees en luister ook