Favorieten van Karin Bloemen

Karin Bloemen
Karin Bloemen © Nick van Ormondt

Afgelopen zondag liet ze zich bij het tv-programma Maestro meevoeren door ‘De Zwaan’ van Saint-Saëns. Karin Bloemen dirigeert. En hoe! Ze geniet ervan.

In de Sacre lijken alle muzikale stijlen samen te vloeien’

‘De Sacre du Printemps van Stravinsky is nergens saai of voorspelbaar. Ik hou van dat megalomane in zijn muziek. Thuis luisterden we vroeger vooral naar zang. Mijn moeder zat bij de operettevereniging, die zag ik dan – bij wijze van spreken – als Lustige Witwe over het toneel hupseflupsen. Het waren de jaren zeventig en zelf ging ik meer voor disco, soul, funk en punk. Operette was uit een andere tijd, hoewel ik helemaal weg was van het ‘Vilja lied’ uit Franz Léhars Lustige Witwe. Ik koesterde wel een sterke fascinatie voor klassieke muziek, voor al die bewegingen en tegenbewegingen en de lijnen die door elkaar heen lopen. Als ik nu voor het orkest sta bij Maestro dan is mijn eerste gedachte: ik had klassiek moeten studeren. In die noten kan ik opgaan. Misschien ook juist wel, omdat ik niet in de klassieke muziek zit. Bij kleinkunst ben ik toch altijd met een professioneel oor aan het luisteren. Klassiek en pop waren vroeger gescheiden werelden, totdat mijn eerste vriendje tijdens mij opleiding op de Kleinkunst Academie me Stravinsky’s Sacre liet horen. Daarin leken alle muzikale stijlen samen te vloeien. Het stuk is ruim honderd jaar oud, maar mij klinkt het modern in de oren.’


‘Alles wat Callas zingt, klinkt zo doorleefd’

‘Vroeger had ik een doos met alle platen die mijn hele leven lang met me moesten meereizen. Daarin zat ook een LP met waanzinaria’s, gezongen door Maria Callas. Helaas raakte ik die muziek toch kwijt. Ik hou van haar stem, vooral uit de jonge jaren, toen ze nog niet zo’n veertig kilo was afgevallen. Callas hongerde zichzelf uit begin jaren vijftig. Ik geloof dat haar man Giovanni Meneghini haar een ‘steen’ – een juweel – beloofde voor elke kilo die ze eraf kreeg. Haar stem was destijds zo vol van kleur en rijk van klank. Onlangs keek ik weer naar de bioscoopfilm Medea van Pier Paolo Pasolini, waarin Callas de hoofdrol speelt. Wat was je goed, dacht ik, niet alleen als operazangeres maar – in dit geval – ook als actrice. Die gouden combinatie onderscheidde haar van veel andere operasterren. En natuurlijk haar dramatische leven, waarin de stormachtige verhouding met de Griekse scheepsmagnaat Ari Onassis zo’n grote rol speelde. Al die dramatiek hoor je in haar stem, alles wat Callas zingt, klinkt zo doorleefd.’


‘Waarom zou je na Deutekom nog een Koning van de Nacht doen?’

‘Door mijn moeder raakte ik niet alleen verslingerd aan Callas, maar ook aan Cristina Deutekom. Zij was in mijn jeugd een ster op wie Nederland trots kon zijn, zoals we nu Jaap van Zweden en Bernard Haitink hebben. Deutekom wist haar ambacht tot kunst te verheffen met een stem die bloedzuiver was, als die van een vogel. Iedere zanger zou naar haar moeten luisteren. Het was een grote wens om haar eens te ontmoeten of om een paar zanglessen bij haar te nemen, maar dat is er helaas op een of andere manier nooit van gekomen. Toen ik zeventien was, studeerde ik klassieke zang. In die tijd beproefde ik ook
top 10 koninginDeutekoms signatuuraria ‘Der Hölle Rache’ uit Mozarts Zauberflöte. Wat ze daarin met haar stem doet, hoe ze hem gebruikt als instrument, daar kun je alleen maar in bewondering naar luisteren. Waarom zou je na Deutekom eigenlijk nog die aria van de Koningin van de Nacht willen zingen? vraag ik me vaak af. Dat zijn van die klassiekers. Hetzelfde gevoel heb ik bij veel nummers gezongen door Ella Fitzgerald of bij ‘Strange fruit’ van Billy Holiday: ga naar huis, luister er ademloos naar, maar blijf er verder vanaf. Dat zelf zingen is een soort heiligschennis. Uiteindelijk ben ik niet doorgegaan in de klassieke zang. Tussen mijn zestiende en negentiende zong ik alles waarop ik mijn hand kon leggen – Mozart, Händel, Bach, Schubert, Wolf – maar hun liederen en aria’s brachten me in de war. De emoties die zij verklankten, waren zo heftig dat ik me erin verloor. Ik kon dat niet aan. Rond die tijd hoorde ik Jasperina de Jong en dacht: dit is het. Zingen in het Nederlands, in taal dichtbij je publiek zijn, dat vond ik mooi. Ik wilde een Jasperina de Tweede zijn en koos voor de Kleinkunst Academie. Het grote en megalomane van de klassieke muziek joeg me angst aan. Bij de kleinkunst kun je altijd nog vluchten in de lach.’


‘De Carmina burana van Orff, daar zit alles in’

‘De Carmina burana van Carl Orff is een lekker stuk muziek. De combinatie van groot orkest en koor spreekt me aan. Bij Maestro mag ik komende zondag het ‘Dies irae’ uit Verdi’s Requiem dirigeren. Dat is ook muziek die bruist van kracht. Op mijn negentiende zong ik stukken uit de Carmina burana in het koor. Ik las mee in de partituur en herinner me nog dat ik verbaasd was dat iemand deze muziek kon bedenken. Het ‘O Fortuna’, daar zit alles in. Het heeft ook iets van filmmuziek, met zijn enorme verhalende kracht. Er doemen meteen allerlei beelden in je fantasie op. Dat heb ik vaak met klassieke muziek: die brengt me een andere wereld binnen. Soms zelfs iets te letterlijk… Dan zit ik in de auto te luisteren, op weg van Amsterdam naar Utrecht, om plotseling te ontdekken dat ik in Amersfoort ben.’


‘Sarasate’s Zigeunerweisen blaakt van levenslust’

‘Een werk dat ik al vijfendertig jaar meedraag is Zigeunerweisen van Pablo Sarasate. Dat werk is verbonden met mijn begintijd in Amsterdam. De romantiek van voor het eerst op mezelf wonen. Mijn vriendje uit die tijd zette Sarasate vaak op. Zigeunerweisen is rijke muziek, met een speels karakter. In Cirque Stiletto trad ik op met Ro Kraus, een Hongaarse violist, die dat zigeunergevoel in zijn spel kan leggen. Als ik dat hoor, maakt mijn hart sprongen van vreugde. Het is knap hoe Kraus die levenslust kan overbrengen. Dat hoor ik terug in de Zigeunerweisen van Sarasate.’


cellistenLees en luister ook