Zijn ouders kwamen uit een dictatuur, maar de Poolse Canadees Jan Lisiecki groeide op in een land ‘waar iedereen zichzelf kan zoeken en vinden’. En dus krijgt de muziek van Chopin op zijn nieuwe album een heel eigen klank.
Het zijn de late jaren tachtig. Polen zucht onder de communistische dictatuur van de kleine maar wrede generaal met de duistere brillenglazen, Wojciech Jaruzelski. In de middeleeuwse universiteitsstad Poznan besluit een student land- en tuinbouw, Zbigniew Lisiecki, zijn geluk elders te beproeven. Hij houdt van de natuur, van de bergen én van de vrijheid, die in Polen nog jaren op zich zal laten wachten. En dus emigreert hij, naar Canada, naar de bergachtige stad Calgary, meer dan een kilometer boven zeeniveau. Hij komt daar aan in het jaar van de Olympische Winterspelen, het jaar dat schaatsster Yvonne van Gennip de Oost-Europese hegemonie op het ijs doorbreekt en de wereld verbaast met drie gouden medailles. Zeven jaar later zal in deze stad zijn zoon Jan worden geboren, een kind dat in vrijheid kan opgroeien, in tegenstelling tot zijn beide Poolse ouders, die hun jeugd doorbrengen achter het IJzeren Gordijn. Het lijkt alsof het verloren potentieel van die jaren in hun kind ligt opgeslagen. Hij leert snel en gemakkelijk. Wiskunde, Frans, Engels, Pools. Op zijn vijfde adviseert een onderwijzeres zijn ouders om de leefwereld van hun kind te verbreden met muzieklessen. De eerste maanden onderscheidt hij zich in niets van andere pianoleerlingen, maar daarna gaat het plotseling snel. Zijn lerares hoort tot haar verrassing hoe hij door interpretaties een saaie technische oefening tot mooie muziek omtovert. Jan Lisiecki blijkt in de wieg gelegd om musicus te worden.
‘Er is niet één waarheid, één goede weg’
Inmiddels is hij begin twintig en een decennium on the road als concertpianist. In 2010 trad Lisiecki – op zijn vijftiende – op in Warschau tijdens de viering van Chopins tweehonderdste geboortedag, een componist die net als zijn ouders Polen verliet. Het werd een warm welkom. Op zijn nieuwe album speelt Jan Lisiecki de korte werken voor piano en orkest van Chopin, repertoire dat zelden te horen is, zoals het Rondo à la Krakowiak en de Variaties op ‘La ci darem la mano’ uit Mozarts opera Don Giovanni. Muziek van een jonge Chopin, evenals Lisiecki ook een twintiger die zichzelf nog aan het ontdekken was. ‘Zijn muziek spreekt rechtstreeks tot het hart, of daar nu Pools bloed doorheen stroomt of niet’, zegt Lisiecki. De pianist ontwikkelde een sterke band met Polen. Hij ging vaak op bezoek bij zijn grootouders, vlakbij Gdansk. Met Chopin maakte hij al jong kennis, via een cd met zijn twee pianoconcerten door Krystian Zimerman, een van zijn grote helden. ‘Wanneer het was, weet ik niet meer, maar de klank daarvan zal altijd bij me blijven. Op dat moment was wat hij deed de waarheid, maar nu merk ik dat mijn vertolking toch aanzienlijke verschilt van de zijne. Dat vind ik het mooie van muziek boven een vak als wiskunde: er bestaat niet één waarheid, één goede weg. Er zijn zoveel mogelijkheden.’
‘Bij Chopin geeft het orkest kleur aan de piano’
Wat Lisiecki aanspreekt in de muziek van Chopin, is het vermogen van de noten om de luisteraar in vervoering te brengen. De werken die hij op zijn nieuwe cd zette met dirigent Krzysztof Urbanski en diens NDR Elbphilharmonie Orchester worden zelden ten gehore gebracht. ‘Ik was verbaasd ze te horen, omdat ik ze helemaal niet kende’, zegt Lisiecki. ‘Behalve zijn twee pianoconcerten staan de andere stukken voor piano en orkest zelden op het programma. Dat heeft aan de ene kant te maken met de samenstelling van concerten: je vraagt geen dure solist om een werk van een kwartiertje uit te voeren. Aan de andere kant kijken veel mensen ook neer op de manier waarop Chopin voor orkest schreef. Hij is daarin niet zo goed als Mozart of Beethoven. Bij Chopin geeft het orkest een inkleuring van de piano, het instrument klinkt er warmer door, in zekere zin wordt het orkest een verlengstuk van de piano. Bij andere componisten zijn beide veel meer gelijkwaardig, kan de één niet zonder de ander. In deze stukken van Chopin moet het orkest de solist volgen. Dat kan in de moderne concertpraktijk ook nog wel eens problematisch uitpakken. Je hebt voor een goede uitvoering een begrijpende dirigent en een wendbaar orkest nodig. De noten lijken bedrieglijk eenvoudig, en als je ze speelt zoals ze in de partituur staan, wordt de muziek zielloos, dus je hebt een solist nodig die spanning brengt in de ruimtes die tussen de noten zitten.’
‘Een opname moet zinvol zijn, moet iets toevoegen’
Omdat hij al zo jong op het podium zat, bezit Lisiecki een nogal intuïtieve benadering van de muziek. ‘Naarmate de jaren vorderen komt daar uiteraard meer intellect bij’, zegt hij, ‘maar over het algemeen speel ik de stukken, zoals ik ze mooi vind. Als ik merk dat mijn aanpak niet werkt, dan is het tijd om die aan te passen.’ Lisiecki probeert wel altijd met een frisse blik te kijken. ‘Ik heb in mijn jonge leven de pianoconcerten van Chopin toch wel al honderd keer uitgevoerd. Meestal loont het wel om weer even terug te gaan naar de partituur. Ik kan elke noot visualiseren, maar de geest kan je soms lelijk beduvelen.’ Wel vindt hij dat een musicus goed over opnamen moet nadenken. Dat is toch wel een les, die hij geleerd heeft van een grootheid als Glenn Gould, die allang dood was voor zijn geboorte, maar wiens gedachtegoed nog steeds voortleeft in Canada en in het onderwijs. ‘Gould kwam hier vandaan. Ik kreeg onderwijs aan een muziekschool die zijn naam droeg. Canada is terecht trots op hem. Zijn intellectuele benadering is een inspiratiebron voor me. Wat hij deed, was vaak extreem, maar altijd interessant. Hij besteedde aandacht aan alles. En vooral ook aan vragen als: waarom doe ik dit, wat is de waarde ervan, is er een nieuw idee? Daar neem ik een voorbeeld aan. Zo’n nieuw album moet wel zinvol zijn, iets toevoegen. Anders blijft het zonder betekenis. Met het klimmen der jaren spelen zulke vragen een grotere rol. Mijn eerste opnamen waren naïef en niet gevuld met wijsheid, want die komt met de ervaring van jaren, maar soms kan later zo’n opname nog wel eens als beste uit de bus komen. Het mooie van een immigratieland als Canada is dat je hier blootstaat aan alle mogelijke invloeden, iedereen kan hier in alle vrijheid zijn eigen identiteit zoeken.’