Het meesterwerk Le boeuf sur le toit

Latijns-Amerikaanse muziek, jazzy ondertonen, een schandaal, beschuldigingen van plagiaat. Darius Milhaud leek een goede neus te hebben om aandacht te creëren. Zijn ballet La Creation du Monde werd verguisd door tegenstanders vanwege de openlijke flirt met de Amerikaanse jazz en zijn minstens zo fameuze ballet Le Boeuf sur le Toit zette Parijs op zijn kop vanwege de even kubistische als minimalistische en amorele voorstelling die Jean Cocteau er van maakte. Toch zijn de noten van Le Boeuf sur le Toit alles behalve scandaleus, ook al menen diverse muziekwetenschappers nog steeds dat Milhaud de vele Braziliaanse thema’s in het werk ongegeneerd gejat heeft.

Brazilië

Rond 1918 was Darius Milhaud (1892-1974) een jonge Franse componist die net zijn eerste werken in een laatromantische Franse stijl had gepubliceerd. Vooral zijn liederen vielen in de smaak en Milhaud leek een mooie carrière als kopstuk van de Franse Melodie tegemoet te gaan. Door zijn vriendschap met de Franse dichter en diplomaat Paul Claudel, wiens vertaling van de Oresteia-trilogie van Aeschylus Milhaud tussen 1913 en 1922 transformeerde tot de operatrilogie L’Orestie d’Eschyle, liep het even anders. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Claudel als ambassadeur uitgezonden naar Rio de Janeiro in Brazilië. Hij nodigde Milhaud uit om mee te gaan als zijn secretaris. Milhaud liet het zich geen twee keer zeggen en genoot met Claudel van de Latijns-Amerikaanse sferen. Ze dienden niet alleen het Frans politieke belang, ze bleven in Brazilië ook artistiek samen werken. Zo ontstond daar in 1917-1918 het ballet L’Homme et son désir op een scenario van Claudel. Later schreef Claudel nog het libretto voor Milhauds oratorium Jeanne d’Arc au Bûcher (1938).

Charlie Chaplin

Belangrijker voor Milhaud was de confrontatie met de Braziliaanse volks- en kunstmuziek.
Terug in Frankrijk begon de muziek die hij in het Latijns-Amerikaanse land hoorde een steeds grotere rol te spelen in zijn werk. ‘Ik dacht regelmatig aan de levendig ritmische maxixes en aan de schijnbare nonchalance van de tango’s die ik daar hoorde’, schreef hij in zijn autobiografie Notes without music. ‘Ik wilde een kleurrijk stuk schrijven dat als een stortvloed aan één stuk door ging. Ik dacht daarbij aan de zwijgende films van Charlie Chaplin. Later noemde ik het Le Boeuf sur le Toit, naar een bekend Braziliaans liedje, en gaf ik het de subtitel ‘Fantasie voor films’.
Le Boeuf sur le Toit, O Boi no Telhado op zijn Portugees, was dè grote carnavalshit in het in het Brazilië van 1918. Het werk werd geschreven door José Monteiro en gepubliceerd onder het pseudoniem Zé Boiadêro, zaken die Milhaud voor het gemak vergat te vermelden.

Groupe des Six

De lichtvoetighed van de Latijns-Amerikaanse muziek paste voor Milhaud naadloos bij de doelstellingen van Les Six, de groep componisten met naast Milhaud George Auric, Louis Durey, Arthur Honneger, Francis Poulenc en Germaine Tailleferre die in antwoord op het werk van Debussy en de zijnen de speelsheid en eenvoud terug wilden brengen in de Franse muziek. Jazz, variété, ballroom- en Latindansen waren een inspiratiebron en hun muziek was er vooral om zonder verdere betekenis onderhoudend te zijn.
Desondanks achtte Milhaud Le Boeuf sur le Toit, dat hij in eerste instantie voor viool en piano schreef, de ideale muziek voor een ballet. Hij presenteerde de muziek eerst aan Sergei Diaghilev, de succesimpresario achter Les Ballets Russes. Nadat Milhaud samen met Auric de versie voor twee piano’s had uitgevoerd vroeg Diaghilev wantrouwend ‘is dit allemaal originele muziek?’ Het antwoord ‘nagenoeg alles’ overtuigde Diaghilev niet, bang als hij was om royalty’s te moeten betalen. Jean Cocteau, die Milhaud kende van de bar Gaya waar ‘tout’ artistiek Parijs in de jaren twintig rondhing, rook na onder andere Parade van Erik Satie een nieuwe mogelijkheid voor een sensatie en hapte wel meteen toe. Hij ontwierp een scenario rond de ‘nothing-doing bar’ ten tijde van de Amerikaanse drooglegging.

Schandaal

Het flinterdunne verhaal met een barkeeper als centraal figuur komt na het voorstellen van verschillende vreemde personages, deels gespeeld door de destijds beroemde Fratellini-clowns van het circus Médrano, op gang als er een politieagent binnenkomt en de bar stante pede verandert in een melksalon. De barkeeper onthoofdt de agent, een roodharige vrouw voert een Salomé-achtige dans uit met het hoofd van de ongelukkige gezagsdrager en uiteindelijk wordt de agent weer tot leven gewekt.
De première op 21 februari 1920 in la Comédie des Champs-Elysées bracht het schandaal waar vooral Cocteau op hoopte. Zoals verwacht was de reden voor het dispuut niet zozeer de muziek, deze keer in de orkestratie voor klein orkest, als wel de surrealistische en amorele inhoud van het ballet waarvoor kunstschilder Raoul Dufy de decors had ontworpen.

Jatwerk

Toch bevat ook de partituur van Milhaud voldoende stof om de gemoederen bezig te houden. Niet alleen paste Milhaud polytonaliteit, het laten klinken van twee of meer toonsoorten tegelijkertijd, tot op grote hoogte toe, ook denderde hij in de ruim vijftien minuten die Le Boeuf sur le Toit duurt, als een sneltrein door alle majeur- en mineurtoonsoorten, wat de carrouselachtige indruk alleen maar bevordert. Wel werd het basismateriaal van het werk steeds meer een onderwerp van discussie. Net als Igor Stravinsky in veel gevallen, was Milhaud niet zo heel erg bekwaam in bronvermeldingen.
Hoewel hij het werk grotendeels als een eigen vinding beschouwde, spelen er bijna dertig melodieën van zo’n veertien Braziliaanse componisten een rol in het werk dat bijeen gehouden wordt door het rondoachtige ‘thema van de Barman’, de enige melodie die Milhaud zelf componeerde. Meteen na het eerste statement van het Barman-thema, dat vijftien keer terugkeert, klinkt bijvoorbeeld de populaire maxixe São Paulo Futuro van Marcelo Tupynambá. Deze ‘koning van de Braziliaanse populaire muziek’ bleek met Ernesto Nazareth hofleverancier van de melodische rijkdom van Le Boeuf sur le Toit, terwijl Milhaud alles afdeed als een ‘gebruik van Braziliaanse volksmelodieën’. Daniella Thompson bracht in The Boeuf Chronicles het jatwerk van Milhaud nauwkeurig in kaart. 

Restaurant

Milhaud trok zich niets van de al vroeg opduikende beschuldigingen aan en schreef met Saudades do Brasil (1921), Carnaval d’Aix (1926), Scaramouche (1937), Danças de Jacaremirím (1945) en Le Globe Trotter (1957) vrolijk verder aan zijn Braziliaanse oeuvre.
Ondertussen groeide Le Boeuf sur le Toit al snel uit tot zijn populairste werk. Zozeer zelfs dat de eigenaar van de bar Gaya zijn etablissement omdoopte tot Le Boeuf sur le Toit toen hij begin 1922 moest verhuizen naar een andere locatie. De bar-cabarèt bleef gedurende de jaren twintig een hotspot voor de Parijse kunstenaars en intellectuelen. Tegenwoordig is het nog steeds bestaande Le Boeuf sur le Toit een quasi-chic restaurant aan de Rue de Colisée waaruit de charme en de sfeer van bohemiens en avant-garde al lang verdwenen is. Hooguit klinkt er in de bijbehorende Music Hall zo af en toe nog de versie voor twee piano’s of viool en piano van de muziek die verantwoordelijk is voor de naam van de horecagelegenheid.


parijsLees en luister ook