Focus Strijdtoneel
Voordat bariton Bastiaan Everink de wonderlijke wereld van de opera ontdekte, ging hij als marinier naar het door oorlog verscheurde Irak. Hij was niet de enige musicus die in de oorlog soldaat was.
Van het Irak van Saddam naar het Irak van Nabucco
Hij had de dood – in de vorm van een kind – in zijn armen gedragen. In het Noord-Irak van vlak na de Eerste Golfoorlog stierven zo’n duizend Koerden per dag, uit hun huizen gebombardeerd, opgejaagd door de wrede Republikeinse Garde van dictator Saddam Hoessein. Toen marinier Bastiaan Everink na ruim drie maanden uit dat gebied terugkeerde, leek zijn hart op slot te zitten. Totdat hij op een avond onverwacht de opera Parsifal van Richard Wagner hoorde. Hij herkende in het Vorspiel zijn eigen pijn. ‘Het was een lijden’, zegt hij in het onlangs verschenen boek Strijdtoneel, ‘maar niet een lijden dat me verpletterde, maar een lijden dat me verhief.’ De muziek schonk hem een bevrijdend gevoel. Everink begon aan een zoektocht die via het conservatorium eindigde op de operabühne, waar hij door zijn vroegere ervaringen diepte kan geven aan oorlogszuchtige karakters als de vorst Nabucco van Verdi of de booswicht Klingsor uit Parsifal.
‘Nooit zou de dood meer zo’n grote indruk op me maken’
Bastiaan Everink is niet de enige musicus die de oorlog als soldaat aan den lijve meemaakte. Een hele generatie Britten, Fransen en Duitsers vocht in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Maurice Ravel bevoorraadde als vrachtwagenchauffeur het bloedige front in Verdun. De Great War liet zeker in het werk van Britse componisten diepe sporen achter, onder hen Ivor Gurney, die ook gedichten schreef en woorden en noten op indrukwekkende wijze in elkaar liet vloeien. De Oostenrijkse violist Fritz Kreisler vocht bij de andere kant, vier weken aan het oostfront. Hij ontkwam maar net aan de dood. Hij herinnerde zich de Russische bombardementen levendig. ‘Het zwaarste was om stil en bewegingsloos te blijven liggen, terwijl de dood onder ons zijn kaarten uitdeelde’, schreef Kreisler. ‘Het was op zo’n moment dat hij voor het eerst naast me opdook. Een soldaat in mijn peloton was een loopgraaf aan het maken, toen hij plotseling achterover leunde en kuchte als een oude man; er liep wat bloed over zijn lippen, terwijl hij zwijgend in elkaar zakte. Ik besefte eerst niet dat hij was gestorven, want zijn ogen waren wijd open en zijn gezicht straalde van vredigheid. Kennelijk had hij niet geleden. Daarna zag ik nog velen sneuvelen, sommige in vreselijke pijnen, maar nooit zou de dood meer zo’n grote indruk op me maken.’ Kreisler raakte na een paar weken gewond en hoefde niet meer terug. Met Jascha Heifetz vormt hij de standaard. De meeste violisten kennen een Heifetz-periode, waarin technische virtuositeit op de eerst plek staat, om zich op latere leeftijd te bekeren tot Kreisler wiens spel zij als betekenisvoller en warmer ervaren.
‘De oorlog leerde hem zijn blik naar de sterren te richten’
Ook in de Tweede Wereldoorlog werden musici naar het front geroepen. De Engelse dirigent Sir Neville Marriner keerde bijvoorbeeld gewond weer terug van het vasteland. Hij heeft er nooit veel over verteld, alleen dat zijn muzikale filosofie vorm kreeg toen hij in het ziekenhuis de musicoloog Thurston Dart ontmoette. Beter gedocumenteerd is de tijd die de Duitse bariton Dietrich Fischer-Dieskau bij de Wehrmacht doorbracht. Hij werd nauwelijks zeventien jaar oud opgeroepen voor dienstplicht toen de nederlaag van de nazi’s zich begon aan te kondigen. Aan het oostfront in Rusland werkte hij als paardenverzorger. Zijn jongere – geestelijk gehandicapte broertje – werd in die tijd door de nazi’s uit huis gehaald en opgenomen in een ‘kliniek’, waar men hem doodhongerde. Het sloeg diepe wonden bij Fischer-Dieskau, die tenslotte aan het zuidelijke front in Italië gevangen werd genomen door de geallieerden. Daar verbleef hij nog twee jaar in een kamp, omdat de Engelsen zijn zangtalent goed konden gebruiken om het moreel van de krijgsgevangenen hoog te houden. Hij kreeg als een soort cultuurofficier de mogelijkheid om concerten te organiseren. Na terugkeer in Duitsland maakte hij zijn officiële debuut in het Deutsches Requiem van Johannes Brahms. Dat was in twee opzichten symbolisch: het Duitsland waarin hij opgroeide was dood en aan het front had hij als talisman een zakpartituur van Brahms’ Derde Symfonie bij zich gedragen. Volgens een van zijn biografen – Kenneth Whitton – waren de oorlogservaringen van doorslaggevende betekenis voor de zang van Fischer-Dieskau. ‘Die tijd leerde hem de waarde menselijkheid, tolerantie en van de kunst als een manier om de mens in staat te stellen zijn blik af te wenden van de grond en naar de sterren te richten.’
Aanbevolen
Lees en luister ook
Operastrip Vliegende Hollander
In de spotlights Sir Neville Marriner
Muziek en Oorlog
Muziek en Auschwitz
Focus De Berlijnse muur viel
Componist in werken Brahms