Focus Cellobiënnale
Komende week is Amsterdam hoofdstad van de cello. De Cellobiënnale laat de vele gezichten van dit zo intieme instrument zien.
De cello profileert zich nog niet zo lang als solist. Dat ligt niet alleen aan het instrument, maar ook aan de karakters die het bespelen. ‘Misschien’, vond hoofdredacteur Ariane Todes van het vermaarde strijkersblad The Strad, ‘is dat het lot van het cellistenras: te druk met het maken van muziek om aan zelfverheerlijking te doen.’ Natuurlijk waren er vroeger cellolegendes, maar meestal verdienden ze hun brood in orkesten, een enkeling als componist. De grote 19de-eeuwse virtuozen Adrien-François Servais en Jacques Offenbach kregen van tijdgenoten de bijnaam: de ‘Paganini’ of ‘Liszt’ van de cello. Vergelijken kon men slechts met violist Niccolò Paganini en pianist Franz Liszt, want de cello kende geen eigen heldendom. De komst van Pablo Casals begin vorige eeuw veranderde dat. De cello begon een ego te ontwikkelen. De Spanjaard toonde de wereld een instrument dat meer ambieerde dan het spelen van de baslijn, het muzikale fundament waarop andere instrumenten solistisch hun extravagante paleizen mochten bouwen. De dienstbare cello verhief zijn stem, zong boven het orkest uit en sprak van diepzinnige dingen.
Allereerst was er die donkere stem van de melancholie, maar al snel waagde de cello zich op andere gebieden. De Pool Emanuel Feuermann zocht naar manieren om de cello even stralend, zoet en beweeglijk te laten klinken als een viool. Een zoektocht die begon in zijn jeugd toen hij wedijverde in virtuositeit met zijn vioolspelende broer. Casals en Feuermann zetten de toon voor een nieuw soort cellisten met een groter zelfbewustzijn als individu, hoewel ze in meerderheid nog altijd genetisch behept lijken met sociale en bescheiden karakters. ‘De cello is als een mooie vrouw,’ zei Casals, ‘die met de jaren niet ouder wordt, maar juist jeugdiger, slanker, soepeler en sierlijker.’ Met die uitspraak bedoelde Casals dat het instrument met het verstrijken van de tijd beter gaat klinken. Maar zijn opmerking is ook een goede metafoor van de emancipatie van de cello als solistisch instrument.
Wat zeker bij die bewustwording hielp, was de ontdekking door de 13-jarige Casals van zes suites voor cello solo van Johann Sebastian Bach. Die stukken groeiden uit tot de Bijbel van de cellisten. Ze worden op zes dagen van de cellobiennale om half tien in de morgen als ochtendgebed gespeeld door zes verschillende ‘voorgangers’. In die cellosuites laat Bach het instrument zingen en dansen, maar ook diepzinnig mediteren. De muziek heeft een mythische karakter, omdat zij telkens opnieuw wordt geboren. Bij elke beluistering kun je weer iets nieuws ontdekken. Casals studeerde de suites twaalf jaar lang dagelijks voordat hij ze goed genoeg doorgrondde om ermee het podium op te durven. Dat Bach zoiets moois en dieps voor hun instrument had geschreven, dat hij de cello zag als een individu, betekent veel voor de eigenwaarde van cellisten.
Want Casals, die als een echte aartsvader bijna honderd jaar oud werd, was de eerste in een inmiddels lange rij van charismatische cellisten. De Rus Mstislav Rostropovitsj hypnotiseerde het publiek met zijn intense emotionaliteit. De Britse Jacqueline du Pré was de tragische heldin: een vrije geest wier lichaam gekortwiekt werd door multiple sclerose. De Amerikaan Yo-Yo Ma nam zijn 18de-eeuwse Europese celli mee buiten de gebaande paden van de klassieke muziek. En in Nederland wendde Anner Bijlsma juist weer zijn blik naar het verleden, door de instrumenten uit de tijd van Bach te reconstrueren. In Bijlsma’s handen bleek de cello speelser en lichtvoetiger dan we haar kenden, alsof je een zanger hoorde voordat hij de baard in de keel kreeg. Hij krijgt tijdens de Cellobiënnale dan ook een prijs voor zijn baanbrekende werk. Al deze iconen inspireerden eigentijdse componisten en zorgden er zo voor dat het repertoire voor de cello als solist gestadig groeide.
De jeugdheld van de Nederlandse cellist Maarten Mostert, oprichter en artistiek leider van de Cellobiënnale, was de Let Mischa Maisky, ‘een man die eruit zag als Jezus en musiceerde als een jonge God.’ Maisky is dan ook een belangrijke gast bij de biënnale van dit jaar. Dat cellisten van nature niet op de voorgrond treden, merkt Mostert al zijn hele muzikale loopbaan. ‘Op het conservatorium zag ik vioolstudenten, die regelmatig maanden in de ban waren van een concours, als ik langs de IJsbreker fietste viel mijn oog op affiches van een gitaarweek of een fagotweekend. Daar kon ik jaloers op zijn als cellist. Want wij hadden niks.’
Het idee kreeg definitief vorm nadat Mostert een verjaardagsfeest organiseerde voor de toen 70-jarige cellonestor Anner Bijlsma, waar hij een grote groep van diens oud-leerlingen samenbracht. De biënnale is ook een feest, het feest van de cello, waarin heden en verleden samenkomen, van de orthodoxe Bijbel van Bach tot de vrijzinnige improvisaties van Ernst Reijseger en Giovanni Sollima. Voor de Italiaan stonden de vorige edities meisjes gillend op de stoelen en zijn compositie Terra Aria werd op YouTube al ruim een miljoen keer bekeken. De cello heeft – lijkt het – niet alleen heden en verleden, maar ook toekomst.
De Cellobiënnale vindt plaats in Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam, van 17 tot met 25 oktober 2014. Tot de grote cellisten die daar te zien zijn, behoren onder meer Anner Bijlsma, Mischa Maisky, Giovanni Sollima en Jean-Guihen Queyras: programma.
Meer cellomuziek luisteren?
We stelden een afspeellijst samen met prachtige muziek voor dit intieme en veelzijdige instrument. De donkere, melancholische klank ervan nodigt uit tot het spelen van mooie, lange, melodische lijnen. En dat is dan ook precies waar deze lijst vol mee staat… Cello Melancholy
Meer lezen over de cello?
Top 10 Legendarische cellisten
Het meesterwerk Dvořák Celloconcert
Album van de week 2Cellos