Componist Tomás Luis de Victoria

Tomás Luis de Victoria

De ‘Spaanse Palestrina’ werd beroemd om zijn bedwelmende en intense religieuze muziek.

Tomás Luis de Victoria (ca. 1548-1611)

Tomás Luis de Victoria was de grootste renaissancecomponist van Spanje, maar bracht een groot deel van zijn carrière door in Rome. Naast componist, organist en zanger was Victoria ook priester. Hij schreef geen fruitige villanelles zoals Lassus, en geen speelse madrigalen zoals Palestrina. In plaats daarvan richtte hij zijn grote creativiteit op Latijnse religieuze teksten. Victoria’s reputatie steunt vandaag de dag grotendeels op zijn verfijnde en magistrale polyfone werken, vaak gecomponeerd voor twee of meer koren.

Victoria’s beroemdste composities zijn het zesstemmige requiem en zijn motetten. De beste hiervan zijn Vere languores nostros, Cum beatus Ignatius, O Vos Omnes en Super Flumina Babylonis. Ook zijn Maria-antifonen met Salve Regina-zettingen voor vijf, zes en acht stemmen zijn het luisteren waard.

Vrijheid

Victoria werd geboren in een intellectuele familie en zong als jongen in de kathedraal van Ávila. Toen zijn stem brak, werd hij naar Rome gestuurd, waar hij zich inschreef als zanger bij de Jezuïeten van het Collegio Germanico. Later werd hij kapelmeester aan dit college. Ook werkte hij als cantor en organist bij de Aragonese kerk van San Maria di Monserrato. In de jaren 1580 verlangde Victoria terug naar Spanje, een wens die hij uitte aan Filips II van Spanje, toen hij het tweede deel van zijn motetten aan de koning opdroeg.

In 1587 trad Victoria in dienst van de zus van de koning, de geweduwde keizerin María van Oostenrijk. Victoria werkte als kapelaan van de keizerin en koorleider bij het Monasterio de las Descalzas in Madrid, waar zij woonde. Dit was niet de meest prestigieuze muzikale post van Spanje, maar wel een die aan aanzien zou winnen als gevolg van Victoria’s ambtstermijn. Hij genoot in zijn functie veel meer vrijheid dan hij zou hebben als hij bij een kathedraal zou werken. Hoewel verschillende kathedralen, waaronder die in Sevilla, de componist uitnodigden voor een aanstelling, wees hij die af.

Verfijnd

In 1592 keerde Victoria terug naar Rome. In de drie jaar dat hij er verbleef, publiceerde hij nog een bundel met missen en woonde de begrafenis van Palestrina bij. Victoria’s oeuvre is niet groot vergeleken met dat van veel van zijn tijdgenoten. Er zijn twintig missen, achttien Magnificats, een Nunc dimittis, drie sequenties en twee passies. Zijn kortere werken omvatten responsoria, klaagzangen, antifonen, psalmen en hymnen.

Stilistisch kijkt Victoria vooruit. Zijn stijl anticipeert op de tonale harmonische praktijk van latere eeuwen en staat in schril contrast met de klanken van zijn Romeinse tijdgenoten Palestrina en Guerrero. Qua textuur is zijn muziek voornamelijk homofoon, hoewel die wel veranderlijk is. Victoria’s vocale lijnen werden oorspronkelijk misschien verdubbeld door instrumenten, wat in die tijd de gewoonte was bij grote festiviteiten.

De sleutel tot Victoria’s succes was zijn vermogen om de ideale texturen en harmonieën te vinden voor de woorden die hij op muziek zette. Zijn tijd in Italië stelde hem in staat om de verfijnde stijl van Palestrina onder de knie te krijgen. Maar net zo belangrijk was zijn terugkeer naar Spanje.


Lees en luister ook