Componist Franz Peter Schubert
Liszt noemde hem ‘de meest poëtische componist ooit’. Franz Schubert is misschien wel de meest typische componist van de vroeg-Romantische periode. Tijdens zijn veel te korte leven, dat zich voornamelijk in Wenen afspeelde, schreef Schubert werken voor bijna alle genres en bracht hij ‘het lied’ tot ongekende hoogte. Na zijn dood op 31-jarige leeftijd werd hij een soort mythische figuur: een financieel arme, maar emotioneel rijke bohemien. Het echte verhaal was helaas niet zo rooskleurig.
Franz Peter Schubert
31 januari 1797 – 19 november 1828
Tijdens zijn leven stond Franz Schubert voornamelijk bekend om zijn liederen, zijn meerstemmige gezangen en zijn korte pianostukjes. Het was pas lang na zijn dood dat Robert Schumann in 1839 Schuberts Symfonie in C-groot ontdekte. Nog veel later, rond 1860, werden ook zijn andere symfonieën en zijn kamermuziek ontdekt door het grote publiek. Maar ook uit Schuberts Forellenkwintet, zijn Octet, zijn Piano Trio in Bes en de liedcyclus Winterreise, blijkt dat het leven van de componist zeker niet een en al vreugde was.
Al op jonge leeftijd was Schubert zich bewust van zijn muzikale talenten. Aanvankelijk kreeg hij pianoles van zijn oudere broer Ignaz, maar al snel bleek Schubert beter dan zijn docent. Vol zelfvertrouwen liet de jonge Franz zijn broer weten dat hij geen pianolessen meer nodig had en verder zijn eigen weg ging volgen. In het koor van de Sint Stefan kathedraal, waar Schubert uiteraard de stersopraan was, maakte hij kennis met de muziek van Haydn, Mozart en Beethoven. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat hij als tiener, en later ook als componist, zijn strijkkwartetten, symfonieën en missen schreef in de stijl van deze grote meesters. Vooral Haydns Schöpfung, Mozarts Zauberflöte en Beethovens Tweede en Zevende Symfonie waren favoriet. De passie ging zelfs zo ver dat Schubert met zijn Vijfde Symfonie een hommage bracht aan Mozart. Dit werk voelt daarom nog erg 18-eeuws aan. Voor zijn liederen geldt dit echter volstrekt niet.
In het instrumentale genre was Schubert zich bewust van alle geldende tradities. In zijn liederen had hij echter geen last van oude conventies. Met de nieuwe Duitse poëzie van dichters als Goethe en de technische verbeteringen van de pianoforte kon Schubert zijn gang gaan. Zo creëerde hij met de zetting van Goethe’s Gretchen am Spinnrade, Schubert was 17, een gepassioneerd liefdesverhaal, voortgestuwd door een eeuwig doordraaiend spinnenwiel. Schubert was zeer productief. Alleen al in 1815 en 1816 schreef hij 250 liederen, waaronder het bekende Erlkönig en Heidenröslein. In 1817 ontmoette Schubert de bariton Johann Michael Vogl. Meteen was Schubert weg van diens persoonlijkheid. En Vogl was ook weg van Schubert, al bleef de zanger kritisch: ‘Je hebt iets … maar je bent nog niet komisch genoeg, nog geen echte charlatan.’
Zoals ook met Mozart het geval is, blijkt de mythe van Schubert’s armoede hardnekkig stand te houden. Hoewel de componist nooit veel geld had, geen vaste posities bekleedde en vaak de hulp van zijn vrienden nodig had, begon Schubert rond 1820 het financieel toch beter te krijgen. Hij was zelfs in gesprek met meerdere uitgevers, die zijn werk graag wilde uitbrengen. De componist begreep echter dat echte roem alleen te bereiken was via de opera. Bariton Vogl hielp hem en zorgde dat Schubert in 1818 een opdracht kreeg om Die Zwillingsbrüder te componeren. De komende jaren zou opera Schuberts leven domineren. Maar Schubert was geen charlatan. Wenen was destijds in de ban van Rossini, die met zijn Grand Opera’s ware spektakels creëerde. Zoals Vogl al had ontdekt miste Schubert dit theatrale aspect: hij had geen talent voor drama. De totale mislukking van Schuberts opera Fierrabras was de druppel en liet de componist gedesillusioneerd achter. Tot overmaat van ramp bleek hij ook nog eens syfilis te hebben. Zijn brieven en composities werden daarna steeds duisterder. Het strijkkwartet De Dood en het Meisje is daarvan een treffend voorbeeld. Toch waren er ook perioden van optimisme. In 1825 maakte Schubert met Vogl een toch door de bergen, wat leidde tot het ontstaan van zijn Symfonie in C-groot, een lyrisch werk gedreven door Beethoviaanse energie.
Hoewel Schuberts eerste liederencyclus Die schöne Müllerin al vrij duister van aard was, waren zijn vrienden geschokt toen zij de Winterreise (1827) hoorde. Schuberts eerdere pastorale levendigheid had plaatsgemaakt voor een koude, winterse en statische stijl. Met een bijna krankzinnige intensiteit verkent de componist waanbeelden en nihilisme – niet voor niets noemde hij de Winterreise zelf ‘verschrikkelijke liederen’. Tegelijkertijd schreef hij echter ook het meer opgewekte Piano Trio in Bes. Was Schubert dan toch niet depressief? Hoe Schubert zich ook gevoeld moet hebben, zijn laatste levensjaar, 1828, was een creatief hoogtepunt in zijn leven. Zijn laatste drie Pianosonates, zijn Fantasie voor pianoduet en zijn strijkkwartet n C-groot stammen allemaal uit dit jaar. Toen hij uiteindelijk stierf kwam er op zijn grafsteen: ‘De kunst van muziek heeft niet alleen een belangrijk bezit verloren, maar ook een prachtige toekomst’.
Aanbevolen opnamen
Lees en luister ook
Het meesterwerk Schuberts Winterreise
Album van de week Sokolov
Focus Hersenoperatie met Schubert
Instrument Piano
Top 10 Nachtmuziek
Top 10 Requiems