Componist Arvo Pärt
Met zijn lange baard oogt componist Arvo Pärt als een profeet uit het Oude Testament. Tachtig is hij inmiddels. Religie inspireerde hem tot het zoeken naar de essentie van muziek. ‘Het is genoeg om één noot mooi te spelen.’
‘Pärts Credo was het begin van de Zingende Revolutie’
Arvo Pärt groeide uit tot de grootste held van Estland, dat zich begin jaren negentig letterlijk loszong uit de greep van de Sovjet-Unie. In zijn prachtige boek Baltische zielen schat de schrijver Jan Brokken in, dat deze Baltische staat de hoogste korendichtheid ter wereld heeft, voor de buurlanden Letland en Litouwen. Het is een raadsel waarom. Ook de bevolking zelf kan er alleen maar naar gissen, merkt
Brokken als hij door het gebied reist. Het ten gehore brengen van nationale liederen werd de manier waarop de drie staten zich verzetten tegen de Russische overheersing: de beelden gingen de wereld over, toen de Baltische demonstranten een vreedzaam menselijk lint van 600 kilometer vormden tussen de drie hoofdsteden Tallinn, Riga en Vilnius. Uiteindelijk leverde deze Zingende Revolutie de onafhankelijkheid op.
Net als Jean Sibelius in Finland, gaf Arvo Pärt de Esten een eigen identiteit in muziek. Eind jaren zestig – toen hij zijn eigen stijl begon te vinden – glipte zijn koorwerk Credo door de mazen van de Sovjet-censuur. Het stuk ging op 16 november 1968 in première in Tallinn. Brokken sprak een vrouw die erbij was. ‘We grepen elkaars hand beet, we knepen elkaars hand fijn’, zegt ze. ‘Iedereen begon te wiegen, iedereen begon te huilen. We moesten nog 23 jaar wachten op de bevrijding, maar dát moment was het begin van de Zingende Revolutie. En Arvo Pärt was onze Verlosser.’
‘Hij wilde weer blanco worden als een kind in de wieg’
Jan Brokken begint zijn portret van Pärt in zijn boek Baltische zielen met een treffende anekdote uit de jeugd van de componist. Hij bezoekt het noordelijke en deprimerende dorp Rakvere, waar de Est als jonge tiener in de vrieskou eindeloze rondjes fietste op het plein. Daar schalde rond die tijd geen communistische propaganda uit de luidsprekers, zoals anders, maar muziek van Rimski-Korsakov en Tsjaikovski. Pärt werd onweerstaanbaar aangetrokken door die klanken. Hij moest en zou luisteren en dus trotseerde hij de winterse kou. Maar om niet te bevriezen, moest hij in beweging blijven, dus pakte hij zijn fiets en zagen dorpelingen de zonderlinge jongen in die donkere voor kerst altijd over het dorpsplein rijden. Het verhaal illustreert hoezeer Pärt tot de muziek werd geroepen: hij kon niet anders. Thuis zocht hij op de radio naar de verboden Finse zenders, het geluid uit de vrije wereld, die zijn klassieke opleiding verder optuigden. Pärt maakte zich op voor een lange weg als componist, want pas halverwege zijn dertiger jaren begon zich iets van een eigen stijl af te tekenen. De eerste compositie waarmee hij aan een wedstrijd meedeed, op zijn zeventiende, rook nog teveel naar zijn grote voorbeelden, naar Rachmaninov in dit geval. Het pianostuk Meloodia kreeg geen prijs, omdat het ‘nergens liet horen dat het in Estland was ontstaan’.
Eind jaren zestig liet het gebrek aan een eigen stem zich steeds sterker voelen bij Pärt. In de jaren erna trok hij zich enkele keren terug als kluizenaar en bestudeerde het Gregoriaans en andere muziek uit de middeleeuwen en de renaissance, die een diepgaande invloed op hem zou uitoefenen. ‘Het was’, schrijft Brokken in Baltische zielen, ‘alsof hij naar een muzikale wedergeboorte zocht, hij wilde weer blanco worden, als een kind in de wieg.’ De uitkomst was onder meer het werk Tabula rasa, het Latijnse begrip voor schone lei.
‘Hij wilde met zijn muziek wegzweven naar hemelse sferen’
Dat veel van zijn werken Latijnse titels kregen, had een oorzaak. Pärts lange retraites bleken niet enkel een muzikale speurtocht, maar evenzeer een spirituele. Hij belandde in de Russisch-Orthodoxe Kerk, tot ergernis van zijn landgenoten, die grote weerzin koesterden tegen alles wat te maken had met de buurman, die de Esten al eeuwen terroriseerden. ‘Dat hij met zijn muziek wilde wegzweven naar hemelse sferen, goed, maar waarom deed hij dat uitgerekend in oostelijke richting?’ schrijft Brokken.
De onthechte Pärt ging niettemin zijn eigen weg. Zijn onderdompeling in die godsdienst droeg in belangrijke mate bij aan zijn eigen stijl, die de naam Tintinnabular kreeg – een vervoeging van het Latijnse woord voor bellen. Wat dreef hem tot religie? Een innerlijke noodzaak, de afkeer van het onverholen atheïsme van de communistische bezetters, het inzicht dat spiritualiteit in de komende jaren weer een belangrijke rol zou spelen in het leven van de moderne mens, of misschien een combinatie van deze drie argumenten? In een samenleving die hectischer werd, probeerde Pärt terug te grijpen op de kale essentie van het leven, door eenvoudige muziek te componeren. ‘Ik ontdekte dat het genoeg is wanneer een enkele noot mooi wordt gespeeld’, zei hij. ‘Deze ene noot, of een enkel geluid, biedt mij troost. Ik werk met zeer weinig elementen – met één stem of twee. Ik bouw met primitieve materialen – met de drieklank, met één specifieke tonaliteit. De drie noten van de drieklank lijken op bellen.’ Dat werd de basis van zijn muziek.
Voor de één een diepzinnig geheim, voor de ander zweverige onzin
Arvo Pärt toont zich compromisloos. Er is bij hem zelden een middenweg. Dat geldt ook voor de waardering voor zijn muziek. Voor de één neemt Pärt ons mee op reis naar een diepzinnig geheim, een ander doet die zoektocht af als zweverige onzin.
In 1980 vertrok Pärt uit Estland, omdat – juist door zijn religieuze inslag – de Sovjets hem het componeren onmogelijk maakten. Elf jaar later kregen de Balten hun onafhankelijkheid terug, maar Pärt bleef in Berlijn. Hoewel hij inmiddels dus zo’n drieënhalf decennium elders woont, zien zijn landgenoten hem nog altijd als als de man, die de belangrijkste stem van Estland is.
Op zoek naar de aard en het karakter van de muziek in deze Baltische Staat kreeg Brokken van een jonge musicoloog de volgende definitie: ‘Als je een donker wijsje hoort, dat naar jouw gevoel veel te langzaam gaat, weet je dat het Ests is.’
De 80-jarige Pärt blijft intussen – net als zijn muziek – vol van mysterie. In hun eenvoud lijken zijn werken ook vol van een leegte, een wit scherm waarop luisteraars eigen gedachten en gevoelens kunnen projecteren: ze nodigen uit tot meditatie. De man erachter is een raadselachtige figuur, met het uiterlijk van een profeet uit het Oude Testament. Ook Brokken is aangewezen op het spoor van Pärt, niet op de man zelf. ‘De weinige journalisten, schrijvers en musicologen die hij voor een gesprek ontving, nam hij mee naar de dichtstbijzijnde abdij of kerk. In die sacrale sfeer zei hij steevast hetzelfde: 1) dat als iemand hem wilde begrijpen, hij naar zijn muziek moest luisteren, 2) dat als iemand zijn levensbeschouwing wilde weten, hij de oude kerkvaders moest lezen, en 3) dat als iemand iets over zijn privéleven wilde horen, hij bot zou vangen.’
Aanbevolen opnamen
Lees en luister ook
Playlist Het mooiste van Arvo Pärt
Focus Soundscapes
Kijk Flight from the City
Album van de week ‘Sleep’ van Max Richter
De favorieten van Olafur Arnalds
Playlist Yoga & Meditatie
In de spotlights Remy van Kesteren