Zo’n dertien kilo weegt hij, de nieuwe box Mozart 225 met alle composities van – zoals zijn vader zei – ‘het wonder dat God geboren liet worden in Salzburg’. Tien dagen non-stop muziek. Dit indrukwekkende project werd opgezet en vormgegeven door Deutsche Grammophon en Decca, uit hun catalogi is het leeuwendeel van de uitvoeringen in deze 200 cd’s tellende box afkomstig. En van zestien andere labels. Meer dan 600 uitvoerenden zijn te beluisteren, waaronder menig Nederlands vertolker. Ook opnamen van Lucas en Arthur Jussen en hoboïst Han de Vries maken deel uit van deze prestigieuze editie. Met hen spraken we over hun liefde voor de muziek van Mozart.
‘Wanneer ik als kind het Fagotconcert hoorde, moest ik de trapleuning
vasthouden’
De lijst met Nederlandse musici op de monumentale Mozart-box is lang. Zo’n twintig solisten en dirigenten, drie orkesten, drie kamermuziekensembles en een koor zijn vertegenwoordigd op de tweehonderd cd’s, van sopraan Elly Ameling tot fluitist Jacques Zoon. Velen van hen hebben een bijzondere liefde voor Mozart. Wie niet eigenlijk? Bij hoboïst Han de Vries begon dat al vroeg. Hij werd als joods kind geboren midden in de Tweede Wereldoorlog. De eerste jaren van zijn leven bracht hij door bij een pleeggezin. Rond zijn vierde werd hij herenigd met zijn ouders. Zijn bijna twee meter lange vader, een architect, keerde zo mager terug uit het concentratiekamp dat medegevangenen hem de bijnaam ‘wuivend riet’ gaven. Zijn moeder leed aan tuberculose en bracht grote delen van de dag in bed door. De sfeer in huis was naargeestig. De volwassenen worstelden met het duistere verleden. ‘Mijn vader draaide platen met muziek van Scarlatti, Ravel, Debussy en Rimski-Korsakov’, herinnert hij zich. ‘Mijn moeder speelde de moeilijkste Beethoven-sonates op de vleugel, waar ik dan als kind onder ging liggen.’ Maar het helderste beeld bewaart hij aan een stuk speelgoed. ‘Ik liep door het huis met een kleine blikken trommel, waarin de man van onze werkster Bep een grammofoontje had gemaakt. Daarop lag een klein plaatje, dat op zwevende hoogte en laagte het Fagotconcert van Mozart weergaf. Als ik het thema in mineur uit het eerste deel hoorde, moest ik de trapleuning vasthouden, zo verbijsterend mooi vond ik het, en tegelijkertijd zo intens droevig.
‘Onder de vrolijkheid zit altijd een tragische onderstroom’
Zo was het mede Mozart die er met zijn liefde voor houtblazers voor zorgde dat De Vries koos voor de muziek en niet voor zijn andere grote talent, de beeldende kunst. ‘Eergisteren nog’, vertelt hij, ‘keek ik in bioscoop Tuschinski naar de live-uitzending van zijn opera Don Giovanni vanuit de New Yorkse Metropolitan Opera. Het verpletterde me. Zo dramatisch, maar ook zo geestig. En vanuit muzikaal oogpunt zo goed geschreven voor alle instrumenten en stemmen.’ Er is in de ogen en oren van De Vries iets merkwaardigs met Mozarts noten aan de hand, iets waar hij als kind al op viel. ‘De muziek lijkt vrolijk, maar is het niet. Er bestaat een tragische onderstroom. Dat is een groot verschil met zijn tijdgenoten die ik speelde, zoals de Stamitzen, Kozeluch of een Rosetti, die allemaal minstens twee hoboconcerten schreven. Prachtige muziek, maar zonder die onderlaag of de interessante harmonische wendingen. Zelfs de serenades en divertimenti, die puur vermaak waren, weet Mozart interessant te maken. Het kon hem kennelijk niet zoveel schelen als luisteraars hun wenkbrauwen fronsten – hij dook gewoon het diepe in. Hij kleedt de emoties op de vierkante centimeter uit.’ In de Mozart-box zit de opname die De Vries maakte van het Kwintet voor piano, hobo, klarinet, fagot en hoorn, met Radu Lupu, George Pieterson, Brian Pollard en Vincente Zarzo. ‘Wij hebben mazzel dat Mozart zoveel van rietblazers hield’, zegt hij. ‘Elk instrument krijgt in dit kwintet een prachtige solo. En Radu Lupu was als poëtisch pianist in zijn element.’ Mozart stond aan het begin van zijn leven in de muziek. Dat zal De Vries nooit vergeten. ‘Muziek, ook de zijne, heeft voor mij nooit de associatie gehad met plezier of geluk, maar wel met het ervaren van intense schoonheid.’
‘Het zijn niet veel noten, maar er zit een enorme dramatiek in’
Op de historische Mozart-box is ook de jonge generatie vertegenwoordigd, in de persoon van de broers Arthur en Lucas Jussen, met onder meer het Lodron Concert voor twee piano’s. ‘Er is onder pianisten het bekende gezegde over hem’, zegt Arthur Jussen: ‘Te makkelijk voor kinderen, te moeilijk voor volwassenen. Aan de wieg van iedere pianistencarrière staat Mozart. Ook wij begonnen met zijn Eerste Sonate. Hij is van groot belang geweest voor onze ontwikkeling als duo, omdat zijn beide concerten voor twee piano’s zulke hoogtepunten vormen in de literatuur. Mozart is het fundament onder ons bestaan als pianobroers. In zijn simpelheid schuilt iets lastigs. Onze leermeester Maria João Pires zei eens: “Als je een sonate van Mozart goed kunt uitvoeren, dan lukt het Derde Pianoconcert van Rachmaninov ook wel. Maar andersom geldt dat niet.” Daarmee wilde ze niets zeggen ten nadele van Rachmaninov, want hij schreef prachtige muziek. Maar ze benadrukte juist de kwetsbaarheid van Mozarts werk. Bij hem telt elke noot. Alles ligt open en bloot. Je kijkt en luistert er dwars doorheen. Wijk iets van het goede pad af en alle kracht van zijn muziek sijpelt door je vingers. Het zijn niet veel noten, maar er zit een enorme dramatiek in. Dat is het geheim van Mozart.’