Focus Ullman hekelt Hitler
In de opera Der Kaiser von Atlantis namen Joodse gevangenen de moordmachine van de nazi’s op de hak. De makers werden vergast in Auschwitz, maar hun muziek overleefde. De wereldpremière vond veertig jaar geleden plaats in Amsterdam. Zaterdagmiddag keert dit bijzondere werk daar terug, in Muziekgebouw aan ’t IJ.
‘Hitler schenkt den Juden eine Stadt’
Volgens de nazi’s konden Joden zich veilig voelen in het Tsjechische Theresienstadt. ‘Hitler schenkt den Juden eine Stadt’, trompetterde de propaganda, om hen te ‘beschermen’ tegen vijandigheden van de strijdende samenleving. Niets was minder waar. Van de 140.000 Joden die belandden in dit doorgangskamp overleefden maar zo’n 20.000 de oorlog: ruim 33.000 stierven in Theresienstadt, bijna 90.000 reisden van daaruit hun dood tegemoet in andere concentratiekampen.
Toen zo’n vijfhonderd Deense Joden op transport werden gezet naar Theresienstadt in 1943 wilde het Rode Kruis uit het Scandinavische land weten in welke leefomstandigheden zij terecht kwamen. De nazi’s willigden het verzoek in, maar haalden eerst de ‘bezem’ door de overbevolkte stad. Want waar eerst slechts 7.000 Tsjechen woonden, verbleven in die jaren 50.000 Joden. Duizenden gingen transport naar Auschwitz, waar de meesten onmiddellijk in de gaskamers stierven. Achterblijvers zaten nu nog met maximaal drie mensen op een kamer. De Duitsers richtten winkels en kroegen in om de suggestie te wekken van een normale stad. De plek waar de dood gewoon was, moest doodgewoon worden. In de nazi-propagandafilm oogde Theresienstadt bijna als een idylle.
‘Het Hollywood onder de concentratiekampen’
In Theresienstadt woonden vooral veel kunstenaars. Zij mochten voor het ‘feestelijke’ bezoek van het Rode Kruis voorstellingen maken. Historicus Jacques Presser schreef in zijn Ondergang: de vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945 over Theresienstadt: ‘Het was een volslagen onwerkelijke schijnwereld, waarin de joden welgevoed, goed gekleed onbekommerd meespeelden.’ Vanwege die schone schijn noemde Presser de plek ‘het Hollywood’ onder de concentratiekampen.
Tot de grote groep musici in Theresienstadt behoorde ook de Praagse componist en dirigent Viktor Ullmann. Hij was een leerling van Arnold Schönberg en een bewonderaar van Gustav Mahler. Jaren werkte hij met diens vriend, de componist Alexander Zemlinsky, in het Neue Deutsche Theater in Praag. Het leek er even op dat Ullmann met de muziek zou stoppen, toen hij een antroposofische boekwinkel begon in Stuttgart. Maar de komst van de nazi’s en de rassenwetten dreven hem in de jaren dertig terug naar het – toen nog – veilige Praag.
Ullmann kwam in 1942 in Theresienstadt aan en groeide uit tot een spil in het muziekleven daar. Hij geloofde in de kracht van muziek. Met minimale middelen kreeg het kamp een opera-ensemble, dat uitvoeringen op het toneel bracht van onder meer Bizets Carmen, Mozarts Bastien und Bastienne en Die Zauberflöte, Pergolesi’s La Serva padrona, Die Schöpfung van Haydn en het Requiem van Verdi.
Met hun kunst vochten de bewoners tegen de ontmenselijking van het kampleven. De verzamelde componisten in Theresienstadt schreven in de vier jaar dat het getto bestond zo’n zeventig nieuwe werken.
De Dood weigert werk in Der Kaiser von Atlantis
Ullman was al voor zijn deportatie naar Theresienstadt geboeid door het feit dat alle technologische voortuitgang uit het begin van de eeuw vaak menselijke achteruitgang opleverde. Hij zag de Eerste Wereldoorlog als het afschrikwekkende voorbeeld daarvan. Zijn avondvullende opera Der Sturz des Antichrists ging al over een zelfbenoemde tiran die het opneemt tegen een vertegenwoordiger van het eerlijke leven, een kunstenaar.
Voor het bezoek van het Deense Rode Kruis in de zomer van 1944 zette Ullmann zich aan een nieuwe opera, met de 24-jarige beeldend kunstenaar en dichter Petr Kien als librettist. De uitkomst was Der Kaiser von Atlantis, een zwart sprookje over een dictator die alle technische middelen inzet om de hele mensheid uit te roeien. De lijken worden afgeleverd bij de recycle-centrale.
Aan het begin beklagen Harlekijn – de nar – en de Dood zich over hun lot. Het leven kan niet meer lachen en het sterven kan niet meer huilen. De Dood zingt moedeloos dat zijn ‘benen te zwak zijn om de gemotoriseerde cohorten bij te houden. Er zit niets anders op dan achter de nieuwe engelen des doods aan te hinken, als de kleine ambachtsman van het sterven.’ De toestand gaat de Dood zo tegenstaan dat hij tenslotte werk weigert. Plotseling blijft iedereen leven. De keizer probeert daar met een staaltje nazi-propaganda een eigen draai aan te geven door zijn soldaten te beloven dat ze onsterfelijk zijn. Maar uiteindelijk smeekt hij de Dood weer aan het werk te gaan.
De opera heeft nog niets aan zeggingskracht ingeboet
Tijdens de repetities van Der Kaiser von Atlantis kregen de nazi’s al in de gaten dat het hier een satire betrof op Adolf Hitler en hun eigen moordmachine. De voorstelling werd daarom verboden. Ullmann en Kien werden op transport gezet naar Auschwitz en vergast. Vlak voor zijn deportatie speelde de componist delen van zijn partituur nog in handen van een medegevangene, die ervoor zorgde dat de opera bewaard bleef. Uiteindelijk lag het werk decennia lang in een archief in Zwitserland. Maar in de jaren zeventig werd er een reconstructie gemaakt en beleefde het werk zijn wereldpremière bij De Nederlandse Opera in het Amsterdamse Theater Bellevue in 1975.
Zaterdagmiddag keert Der Kaiser von Atlantis voor even terug in de stad, op initiatief van Camerata RCO – een kamermuziekgroep met leden uit het Koninklijk Concertgebouworkest. Zij spelen het werk in een sobere enscenering in Muziekgebouw aan ’t IJ. De muziek is een mengeling van stijlen, van comedia dell’arte, opera, cabaret en cantate. Er zit ook een bijtende parodie in op het Duitse Volkslied. Ook nu zal blijken dat het werk nog niets aan zeggingskracht heeft ingeboet.
Lees en luister ook
Muziek en Auschwitz
Focus Berlijnse muur
Album van de week Verboden muziek
Muziek en Oorlog
Sterk verhaal Soldaat Schoenberg
Playlist From Jewish life