Focus Stabat Mater
Een van de meest aangrijpende gedichten over de Lijdenstijd is het mysterieuze Stabat Mater, over de moeder Maria die toeziet hoe haar zoon sterft. Honderden componisten van vroeger tot nu zetten het op muziek.
De ene dag rijk en ongenaakbaar, de volgende gedompeld in waanzin
De muziekgeschiedenis kent vreemde kostgangers. Neem Jacopo Benedetti, een gewetenloze advocaat uit het middeleeuwse Todi. Bij een volksfeest rond 1268 stort daar een balkon in en vindt Benedetti zijn dode vrouw tussen het puin. Onder haar elegante kleren ontdekt hij een hemd van stekelig paardenhaar, een vorm van zelfkastijding waarmee zij boete doet voor de vele zonden van haar man. Er knapt iets in hem. ‘De ene dag rijk en ongenaakbaar,’ schrijft cultuurhistorica Hélène Nolthenius in haar boek Duecento (1951), ‘schoot hij de volgende dag een vuile kiel aan, om schreeuwend en biddend van kerk tot kerk te snellen als tomeloze penitent.’
Als tien jaar later die eerste waanzin is geblust, wordt hij lekenbroeder in het franciscaner klooster van de stad. Hoewel de ziel van Jacopone da Todi daar tot rust komt, blijft hij in de rest van zijn leven onvermoeibaar de strijd zoeken met het Vaticaan, dat tot zijn ergernis slechts streeft naar rijkdom en macht. Uit zijn pen vloeien naast vrome gezangen daarom ook cynische verzen. Het kost hem vijf jaar van zijn leven in de pauselijke kerkers. De Florentijnse dichter Dante bewondert de begaafde monnik en herdenkt hem in zijn beroemde Goddelijke Komedie.
Tegenwoordig herinneren we ons Jacopone da Todi – gek genoeg – vooral om een gedicht dat hij niet schreef: het Stabat mater dolorosa. Dit Latijnse vers, uit de tweede helft van de dertiende eeuw, gaat over de moeder Maria die treurt om de kruisdood van haar zoon Jezus. Het is een voor de kerk uit die tijd ongewoon dramatisch en emotioneel relaas, wat ook de reden is dat honderden componisten zich erdoor lieten inspireren tot prachtige verklankingen. Je zou de hele muziekgeschiedenis tot nu kunnen leren kennen aan de hand van dit werk: het Stabat Mater loopt er als rode draad doorheen. Van de eerste – gevonden – toonzetting door Josquin des Prez uit het begin van de zestiende eeuw tot de versie die de Iraakse vluchteling Hawar Tawfiq een paar jaar terug maakte voor het traditionele Stabat Mater weekend in het Brabantse Oirschot.
Rossini’s Amen rolt als een vernietigende donderbui over de luisteraar
Lange tijd verbindt men de naam van Jacopone da Todi aan dit gedicht. Hoewel het niet uitgesloten is dat hij de tekstdichter is, vinden kenners het onwaarschijnlijk, omdat de franciscaner monnik niet het Latijn – de taal van het Stabat Mater – hanteert en het vers weinig overeenkomt met de rest van zijn poëzie. Wie wel de schrijver is, blijft mistig. Er circuleren verschillende namen, maar tot meer dan vermoedens groeien ze niet uit. Misschien moet het zo zijn, dat er geen gezicht hoort bij een vers dat zo een universeel verdriet weerspiegelt. Want de treurende Mater uit de eerste regel staat al jaren niet meer enkel voor moeder Maria, maar werd het symbool voor iedere ouder die een kind verloor.
Naarmate de muziek voortschrijdt door de eeuwen en naast stem en orgel ook andere instrumenten hun intrede doen in de kerk ontstaan er Stabat Maters in allerlei soorten en maten. De Italiaan Antonio Vivaldi kiest in 1712 voor de verlatenheid van één stem, ondersteund door een handvol strijkers en een kistorgeltje: een toonbeeld van ingetogenheid.
Bij diens landgenoot Gioacchino Rossini barst het Stabat Mater honderdtwintig jaar later bijna uit zijn voegen. Hij maakt er een operaversie van met groot orkest, koor en vier solisten en het Amen aan het slot rolt als een vernietigende donderbui over het hoofd van de luisteraar. Maar ook bij Rossini blijft de tekst een monument van mededogen:
Quis non posset contristari,
Christi matrem contemplari
Wie voelt niet zijn hart verscheuren,
die Christus’ moeder zo ziet treuren.
Dvořák verloor drie kinderen tijdens het schrijven van zijn Stabat Mater
Het gedicht verdraagt kennelijk elke stijl, van middeleeuws tot modern, van intiem tot massaal: de ontroerende kracht blijft onverminderd groot, de woorden blijven componisten inspireren om de diepste muzikale bronnen in henzelf aan te boren. En soms zijn ze zelfs emotioneel betrokken. De Tsjech Antonín Dvořák begint in 1876 aan zijn Stabat Mater na de dood van zijn dochter Josefa en een jaar later, tijdens het orkestreren ervan, sterven ook zijn twee andere kinderen. Overal ligt de ontroering om de hoek, alsof er op de stokjes van de noten geen bolletjes, maar tranen staan.
Oorspronkelijk gaat het gedicht over Goede Vrijdag, over ‘de moeder diepbewogen naast het kruis waar Jezus hing’. In die zin past de muziek goed in de lijdenstijd, maar in Nederland hangt over die periode de slagschaduw van de Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach. Daar valt nauwelijks tegenop te boksen. Toch groeide de afgelopen zestien jaar een kleine stip op de landkaart uit tot het bedevaartsoord van het Stabat Mater: de Sint Petrus Kerk in het Brabantse Oirschot. Daar worden al zestien jaar traditioneel twee Stabat Maters ten gehore gebracht twee weken voor Pasen. En ook dit jaar stonden in Oirschot niet de Vader, Zoon en Heilige Geest op het altaar, maar de Moeder.
Aanbevolen opnamen
Luister en lees meer
De vergelijking Pergolesi’s Stabat Mater
Het meesterwerk De Matthaus-Passion
Focus Mariavespers van Monteverdi
De vergelijking Bachs Johannes-Passion
Top 10 Requiems
Muziek en De Sixtijnse Kapel