Legende Fritz Wunderlich
‘De muziek begroef hier een grote schat, maar nog mooiere beloften’, staat op de grafsteen van componist Franz Schubert. Woorden die ook opgaan voor een beroemde Schubert-vertolker, de tenor Fritz Wunderlich. Vijftig jaar geleden overleed hij op tragische wijze.
‘Zingen voor operapubliek is als een rit op een tijger’
In de laatste week van 1966 vroeg iemand Fritz Wunderlich om een handtekening. De Duitse zanger pakte de pen en schreef met sierlijke krullen zijn naam. Toen wachtte hij even en zette eronder: ‘In memoriam Fritz Wunderlich.’ Tartte hij met een wrange grap het noodlot? Of voorvoelde de 35 jaar jonge tenor de toekomst? Achteraf kwamen de speculaties. Op het moment van de handtekening leek niets wereldroem in de weg te staan. Ruim een maand later zou hij vertrekken naar New York voor zijn debuut als Ottavio in Mozarts Don Giovanni in de hemel van de opera, de Metropolitan Opera. Het riep spanning bij hem op. Faalangst. Hij voelde zich opgejaagd. ‘Zingen voor operapubliek is als een rit op een tijger’, zei sopraan Maria Callas eens. ‘Opwindend, maar als je eraf valt, verscheurt hij je. En hoe bekender je bent, hoe liever hij je verslindt.’
Wunderlich zocht tien dagen voor zijn Amerikaanse avontuur zou beginnen de rust op van de natuur rondom Heidelberg. Hij ging jagen met zijn vrienden om zich van het gevoel te bevrijden dat hij een prooi was. Van de gebeurtenissen daar, in de late avond van 16 september 1966, bestaan slechts stille getuigen. Zijn vaste liedbegeleider, pianist Hubert Gielen, schreef een reconstructie. ‘Toen de andere gasten hun bed opzochten, liep ook Wunderlich naar zijn kamer beneden. Maar even later bedacht hij zich. Hij wilde een boek halen uit de bibliotheek op de eerste verdieping en schoot zijn schoenen aan, zonder zijn veters te strikken. Op de terugweg naar beneden is hij – zo lijkt het – op een losse veter gestapt. In zijn val greep hij het dikke koord dat als trapleuning diende, maar dat schoot los van de muur. Hij viel voorover naar beneden. Gedurende die paar seconden in het luchtledige moet zijn lichaam gedraaid zijn, want hij landde met zijn achterhoofd op de stenen vloertegels onderaan de trap. Toen zijn vrienden hem naar het ziekenhuis in Heidelberg brachten, was hij al in een diepe coma waaruit hij nooit meer zou ontwaken.’ En zo stierf vijftig jaar geleden een zanger die tot de grootste tenor van de twintigste eeuw had kunnen uitgroeien.
‘Zijn werkdrift zou de grootste workaholic nog angstzweet bezorgen’
Wunderlichs loopbaan duurde net iets meer dan een decennium. Niettemin rangschikte een panel van kenners hem op de vierde plek van beste tenoren aller tijden in het BBC Music Magazine, achter Placido Domingo, Enrico Caruso en Luciano Pavarotti. Een opmerkelijke keuze, omdat de Duitser min of meer nog aan het begin van iets mooist stond. Vele bewonderaars van Wunderlich denken dat de zanger een voorgevoel had dat hij jong zou sterven. Hij legde in die elf jaar een werkdrift aan de dag die – schreef de musicoloog Stewart Spencer – ‘zelfs de grootste workaholic angstzweet bezorgen’. Ook de mensen om hem heen tasten in het duister waar Wunderlich de energie vandaan haalde voor alles wat hij deed. Zijn weduwe, de harpiste Eva Jungnitsch, vertelde dat haar jaren met hem werden gekenmerkt door oververmoeidheid.
Deutsche Grammophon, het label dat hem drie jaar voor zijn dood strikte, eert hem dezer dagen met een box waarin al zijn DG-opnamen zitten. Een verzameling van liefst 32 cd’s. En al bevat de doos ook volledige oratoria en opera’s, zoals een mooie L’Orfeo van Claudio Monteverdi uit 1955, het blijft een verbazend aantal. Wunderlichs stem doet wonderlijk genoeg nergens gedateerd aan, in tegenstelling tot de begeleidende orkesten en de vertalingen. Want in de jaren vijftig en zestig werden alle opera’s in Duitsland in de eigen taal uitgevoerd. In westerns roept de Amerikaan John Wayne ‘Hände hoch’ in plaats van hands-up, en in Puccini’s Tosca kijkt de ter dood veroordeeld Cavaradossi naar de sterren en zingt dan ‘Und es blitzten die Sterne’ en niet ‘E lucevan le stelle’. Dat was nu eenmaal gewoonte toen de boventiteling nog niet bestond in het theater.
‘God gaf u een muzikaliteit, grenzend aan het bovennatuurlijke’
Wunderlich beleefde een traumatische jeugd. Hij was de zoon van twee musici – een violiste en een koordirigent – die een restaurant met een bioscoop runden in de Duitse stad Kusel.
Zijn vader raakte zwaargewond in de Eerste Wereldoorlog en ging gebukt onder de nazi’s die hem achtervolgden met pesterijen. Toen de kleine Fritz vijf was, pleegde de oude Wunderlich zelfmoord. Het gezin verloor een kostwinner en verviel tot armoede. Moeder verdiende wat geld als violiste – begeleid door dochter Marianne – en muzieklerares. Fritz werkte bij een bakker, waar hij kennelijk gedurende zijn werk zong, want de buren en klanten moedigden hem aan, iets met zijn mooie stem te doen. Hij kreeg een beurs aan het conservatorium van Freiburg, waar hij zang en hoorn studeerde. Intussen sprokkelde hij nog wat geld bij elkaar als speler van dansmuziek.
Zijn tenor werd ontdekt toen hij de rol van Tamino zong in Mozarts Die Zauberflöte in 1954. Een jaar later kreeg hij een baan bij het vaste zangersensemble van de opera in Stuttgart. En toen daar de Tamino ziek werd, greep Wunderlich zijn kans. Zijn talent was onomstreden voor de buitenwacht. Maar zelf twijfelde hij vaak. Hij had altijd het gevoel dat het beter kon en moest. Na zijn eerste liedrecital was hij een gewond dier. Een recensent schreef er een stuk over, onder de titel ‘Een operaster als liedzanger’. Het veroorzaakte een crisis. Een andere tenor, Hermann Prey, verwees Wunderlich door naar de pianist Hubert Giesen. Na zijn eerste auditie zei de begeleider: ‘Mag ik eerlijk zijn? Het is vreselijk.’ Maar met diezelfde Giesen werkte hij vervolgens geleidelijk aan zijn liederen en bereikte ook daarin een enorme diepte en schoonheid. ‘God gaf u een muzikaliteit, grenzend aan het bovennatuurlijke’, zei de componist Robert Stolz tegen Wunderlich.
‘Zoals Wunderlich zou het altijd moeten zijn’
In zijn stem mengen helderheid en intensiteit. Wunderlich was, volgens pianist Giesen, ‘een alles-of-nietsmens’. Ook voor sterzangers van nu is Wunderlich een lichtend voorbeeld. ‘In alles wat hij zong zit zoveel liefde, hoop, hartstocht en vuur, dat het klinkt alsof het gaat om het laatste concert uit zijn leven’, zegt tenor Jonas Kaufmann. ‘Als zanger was hij honderd procent musicus, maar ook honderd procent mens. Hij wist de verbinding te leggen tussen zijn eigen gevoelens en die van de luisteraar. Zelfs smakeloze muziek en onmogelijke woorden leken bij hem van grote schoonheid. Zijn opname van het lied Granada gaat met me mee als ik word verbannen naar een onbewoond eiland. Hoe hij dat zingt is ongelooflijk. Het is een explosie van energie. Het publiek verrukken, zoals Wunderlich kon, zo zou het altijd moeten zijn.’
Ook de Amerikaanse bariton Thomas Hampson blijft een bewonderaar van de vroeg gestorven Wunderlich. ‘Als ik naar zijn opnamen luister, hoef ik mijn stem niet meer op te warmen.’
Aanbevolen opnamen
Lees en luister ook
Legende Maria Callas
Muziek en Opera
Het meesterwerk Die Zauberflöte
Album van de week Thomas Hampson
Operastrip Don Giovanni
Top 10 Tenoren