‘De nieuwe Liszt is geboren’, zei de beroemde pianist Alfred Cortot, nadat hij de 19-jarige Italiaan Arturo Benedetti Michelangeli had horen spelen. De jongeling groeide uit tot een van de grootste musici van de twintigste eeuw. Maar hij bleef ook altijd een mysterie.
Alleen zijn naam bezat al een mythische klank. Arturo Benedetti Michelangeli. Zijn gezicht zat bijna altijd in de plooi: onbewogen als een beeldhouwwerk. Soms was er een verlegen begin van een lach, maar vaker bleef het bij een bedachtzame of duistere blik. Hij dankte zijn roem aan een fenomenale techniek en een spel dat vol tegenstellingen zat, een spel waarop niemand greep kon krijgen. Berucht waren zijn vele afzeggingen. Faalangst was hem niet vreemd. ‘De musicus stelde onmenselijke eisen aan de man’, zei dirigent en opnameleider Cord Garben, ook een pianist, die zeventien jaar werkte met ABM – zoals de Italiaan bij Deutsche Grammophon werd genoemd. De ware liefhebbers van de piano waren bereid de wereld over te reizen om hem te zien en te horen. Na zijn dood, ruim twintig jaar geleden, beschreef een muziekjournalist een recital dat karakteristiek was voor de vervoering waarin Michelangeli zijn gehoor kon brengen. Na een optreden in Carnegie Hall in New York, in 1966, weerhield de weigering van de pianist om een toegift te geven de bezoekers er niet van uitzinnig te blijven applaudisseren. De toneeldeur sloot ten teken dat Michelangeli niet zou terugkeren, de podiumlampen doofden en het zaallicht werd ontstoken. Maar het publiek bleef juichen, ritmisch klappen en stampvoeten. Plotseling gingen alle lampen uit. Het enige licht kwam van de groene exit-bordjes. ‘De deur zwaaide met een kreun open en een geestverschijning – half Hamlet, half Dracula – stak het podium over naar de piano. Michelangeli speelde toch een toegift: Debussy’sLa Cathedrale Engloutie, over een kerk gevuld met verdoemde zielen die om middernacht uit de diepten van de zee oprijst.’ Om Michelangeli heen hing altijd de wat spookachtige sfeer van een magiër.
‘Hij wist hoe dicht waanzin en genialiteit bij elkaar liggen’
Niet alleen zijn optredens waren zeldzaam, maar ook zijn albums. Met de grillige Michelangeli wist je nooit of het ging lukken. Zei hij na dagenlange voorbereidingen op het laatste moment een opname af, dan had het geen zin om boos te worden of aan te dringen, volgens Cord Garben van Deutsche Grammophon. ‘Beter was het om de druk weg te nemen. Geen probleem, maestro, laat maar weten wanneer u er klaar voor bent om de studio in te gaan.’ Uiteindelijk maakte de Italiaan tussen 1964 en 1990 bij het gele label tien cd’s die nu allemaal in één box verzameld zijn. Veel Mozart en Beethoven, een zeldzame Schubert – niet een repertoire waarin hij uitblonk – en natuurlijk zijn grote favorieten: Debussy en Schumann. ‘In Schumann’, zei Michelangeli’s weduwe, ‘vond Arturo zijn eigen fantasieën, dwaasheden, karakters en temperamenten terug. Dat de componist gek werd, was voor hem alleen maar een bewijs hoe dicht waanzin en genialiteit bij elkaar liggen.’ Zijn vertolkingen van Debussy waren kristalhelder en schilderachtig, met mooie klankkleuren. ‘Die muziek zit me in het bloed’, zei hij. Maar dat gold niet alleen voor Debussy. In de familie van de pianist deed het verhaal de ronde dat de kleine Arturo eerder noten dan woorden kon lezen en dat hij eerder zong dan sprak. Toen Michelangeli op zijn negentiende een concours won, sprak zijn beroemde vakgenoot en jurylid Alfred Cortot: ‘De nieuwe Liszt is geboren.’
Hij ligt onder een grafsteen zonder naam
Hij hield altijd iets van de onbuigzame buitenstaander, de kluizenaar, hoewel hij ook genoot van het leven: hij deed mee aan autoraces in zijn Ferrari en verslond strips van Mickey Mouse. Sterker nog: Michelangeli was lid van het Italiaanse Mickey Mouse Genootschap, de Club di Topolino. Maar als het op muziek aankwam, was hij een hogepriester. Een pedagoog die zijn leerlingen – onder wie Martha Argerich en Maurizio Pollini – bijbracht dat musiceren ook uit lijden bestond, dat je de pijn moest voelen in je rug, schouders en armen. ‘Muziek is een recht dat je moet verdienen’, zei hij dan. Technisch kende hij zijn gelijke niet. Zelfs met het geluid uit blijven de meeste pianisten zich aan het spel van Michelangeli vergapen. Hoezeer hij hield van eenzaamheid en anonimiteit blijkt wel uit het feit dat hij dichtbij het Zwitserse Lugano begraven is onder een grafsteen waarop geen naam staat. ‘Wie de pianist Arturo Benedetti Michelangeli is, kan ik u vertellen’, zei de beroemde dirigent Carlo Maria Giulini. ‘Maar wie de mens was, blijft voor mij een raadsel’, voegde hij eraan toe. De pianist toonde niet graag zijn emoties, een reden waarom sommigen hem verweten een koude stilist te zijn. Maar soms, in een onbewaakt ogenblik, kwam zijn ware aard naar boven. Cord Garben herinnerde zich dat hij op een dag was achtergebleven in de concertzaal. Michelangeli dacht alleen te zijn en werkte aan zijn favoriete passage uit Pianoconcert nr.25 van Mozart. ‘Aangekomen bij de zangerige overgang die hem zo dierbaar was, begon hij luid te neuriën. Het was een ontroerend schouwspel. Hij gaf zijn gevoelens ruim baan.’