Componist Dmitri Sjostakovitsj
De composities van Dmitri Sjostakovitsj onstonden in Sovjet-Rusland in een tijd van strenge overheidscontrole en censuur. Bijna zijn hele leven bracht hij door onder het juk van een totalitair regime. Het was aan hem om een manier te vinden om te getuigen van de corruptie en de wreedheid, en ook de meer subtiele ontberingen die het systeem met zich meebracht.
Dmitri Sjostakovitsj
25 september 1906, Sint-Petersburg – 9 augustus 1975, Moskou
Werkend onder het kritische en vaak grillige Sovjetregime, werd Sjostakovitsj gedwongen muziek te schrijven die de goedkeuring kon wegdragen van het partijbestuur. Elke compositie die ongepast werd geacht voor het volk, mocht niet worden uitgevoerd. De werkelijkheid is echter een stuk complexer.
Sjostakovitsj groeide op in een progressief milieu in het verlichte Sint-Petersburg, waar zijn belangrijkste leraar de componist Alexander Glazunov was. Met zijn verbazingwekkend talentvolle Eerste Symfonie (1924-25) vestigde hij meteen zijn naam. Zijn latere stukken verraden schatplichtigheid aan zijn tijdgenoten Paul Hindemith en Igor Stravinsky.
In de jaren ’20 van de vorige eeuw was Rusland op het gebied van cultuur nog relatief vrij. Maar de strenge, gecentraliseerde controle van de Sovjetstaat liet niet lang meer op zich wachten. Sjostakovitsj verzette zich hier tegen. Voor zijn opera Lady Macbeth of Mtsenk (1930-32) verdiepte hij zich in Alban Bergs expressionisme en voor zijn Vierde Symfonie (1935-36) schreef hij een orkest van Mahleriaanse propories voor. Helaas was de tolerantie voor artistieke vrijheid vanuit de staat van korte duur. Na een voorstelling van Lady Macbeth, bijgewoond door een ongeamuseerde Stalin, publiceerde de Pravda felle kritiek op het stuk: ‘Chaos in plaats van muziek’. ‘Formalisme’, zoals muziek die persoonlijke expressie en vernieuwing boven populisme plaatste genoemd werd, was vanaf dat moment verboden. Het artikel in de krant dreigde ermee dat zaken slecht zouden kunnen aflopen voor Sovjet muzikanten die hun stijl niet zouden aanpassen, voor Sjostakovitsj in het bijzonder.
Het was hiermee bijna onvermijdelijk dat er een proces van stilistische vereenvoudiging in zijn muziek op gang kwam. Sjostakovitsj had al geëxperimenteerd met een duidelijker manier van uitdrukken in stukken als het opgeruimde Eerste Pianoconcert (1933) en de lyrische Cellosonate (1934). In deze periode vonden de ergste zuiveringen door het regime plaats. Geen familie werd gespaard. Sjostakovitsjs schoonmoeder, zwager en oom waren onder de gearresteerden. Maarschalk Mikhail Tukhachevsky, zijn vriend met de meeste status, werd berecht en doodgeschoten. Vanaf zijn Vijfde Symfonie (1937), begon Sjostakovitsj met het vinden van nieuwe manieren om persoonlijke tragedie in zijn muziek uit te drukken, terwijl deze toch aan alle voorwaarden van de staat voldeed.
In 1948 gaf het regime een sterkere officiële waarschuwing tegen het zogenaamde ‘formalisme’. Sjostakovitsj begon zijn beste werk te verbergen. Hij overleefde door het schrijven van filmmuziek en patriottische cantates. Een van deze stukken, het Eerste Vioolconcert (1947-48), betuigt solidariteit met het lot van het Joodse volk – het is een van de weinige werken in deze periode waarin hij dat durfde. Het prachtige langzame derde deel – Passacaglia – is een van de meest indrukwekkende composities van Sjostakovitsj. Terwijl de zich steeds herhalende baslijn onverbiddelijk voorwaarts gaat, schijnbaar geworteld in een grijze alledaagsheid, durft de solist nog te hopen op een stralende toekomst. Maar dit is een interpretatie en de luisteraar is, veelzeggend genoeg, niet verplicht deze te aanvaarden, laat staan deze op de politieke situatie te betrekken.
Vanuit een zeer begrijpelijke voorzichtigheid, speelde David Oistrakh de première van dit werk pas in 1955. Na de dood van Stalin in 1953 volgde een periode van zeer welkome politieke ontspanning. Na de dood van zijn eerste vrouw in 1954 en een tweede huwelijk dat al snel uitmondde in een scheiding, leek Sjostakovitsj soms minder zeker van zijn creatieve koers. Een uitzondering hierop is zijn Tiende Symfonie, die misschien wel zijn beste is. Een ander meesterwerk uit deze periode is zijn Eerste Celloconcert. Een degelijk geconstrueerd werk, geschreven voor Mstislav Rostropovich.
De Dertiende Symfonie (1962) voltooit een symfonische trilogie over het leven in Rusland en de Sovjet-Unie met een uitgesproken sceptische conclusie. Hoewel Sjostakovitsj uiteindelijk overgehaald was om lid te worden van de Communistische Partij, bleef hij kritisch op het regime. Het conformisme van deze symfonie geeft juist de ruimte aan onomwonden gedichten van Yevgeny Yevtushenko. Hierin worden het Russische anti-semitisme, de politiestaat, de ontberingen van de vrouwen in de Sovjet-Unie en de druk die wordt uitgeoefend op de creatieve kunstenaar veroordeeld.
In zijn latere jaren was Sjostakovitsj steeds vaker ziek. Er werd toegewijd voor hem gezorgd door zijn derde vrouw, Irina. Hij was inmiddels een gevestigd componist, maar zijn creatieve projecten werden desalniettemin steeds persoonlijker. Hij schoof de symfonieën en de filmmuziek die voor het brood op de plank zorgden steeds vaker aan de kant, en richtte zich meer op kamermuziek en liederen. Hij schrijft in steeds helderder, maar tegelijkertijd ook raadselachtiger muzikale taal. Hij laat zich hierbij inspireren door precedenten van onder meer Schönberg en Britten, evenals door het werk van zijn vele compositieleerlingen.
Zijn Veertiende Symfonie (1969) is een liedcyclus die doet denken aan Brittens werk, en is ook opgedragen aan de Britse componist. De Vijftiende (1971) grijpt terug naar de excentrieke kleur van zijn vroege werken. Het is een meditatie over de betekenis van het leven, de dood en de lange muzikale traditie en citeert Rossini, Wagner en zijn eigen werk. Zijn Achtste Strijkkwartet (1960) is in dat opzicht meer obsessief. Verschillende fragmenten uit andere werken zijn samengesmolten met eindeloze citaten van zijn persoonlijke monogram: D-S-C-H (in noten D-Es-C-B). Zijn latere kwartetten zijn heel anders, de Vijftiende en laatste (1974) is bijvoorbeeld een sombere opeenvolging van alleen maar langzame delen.
De muziek van Sjostakovitsj is op een hechte maar ondoorgrondelijke manier verbonden met de gebeurtenissen in zijn leven. De tijd heeft geen duidelijkheid gegeven en een werkelijk compleet begrip van de componist lijkt verder weg dan ooit. Heeft hij gebogen voor het regime en gedaan wat hem werd verteld te doen? Of zijn er subversieve, kritische boodschappen verstopt in zijn vaak zo abstracte werken? De antwoorden op deze vragen zeggen iets over de fundamentele beginselen van kunst, politiek en de relatie tussen de twee. Maar wat die antwoorden ook mogen zijn, het is een feit dat Sjostakovitsj’ oeuvre steeds populairder is geworden. Zelfs zijn donkerste werken roepen nu een positieve reactie op. En er kan niet worden ontkend dat in het werk van Sjostakovitsj grote ironie en kolossale immense kracht samenkomen.
Aanbevolen opnamen
Lees en luister ook
Componist Valentin Silvestrov
Het meesterwerk Tweede Wals van Sjostakovitsj
Album van de week Sjostakovitsj 5/8/9
met Andris NelsonsAlbum van de week Benedetti speelt
Vioolconcert nr. 1Focus Borodin Kwartet
Muziek en Opera Geschiedenis en politiek