Top 10 Dissonante muziek

Muziek moet voor velen welluidend, mooi en rustgevend zijn. Maar niet iedereen zit op kabbelende meditatiemuziekjes te wachten. En voor een beetje spanning in de muziek is wrijving nodig, noten die schuren, die schreeuwen om een oplossing. Met andere woorden: dissonanten. Nu is het idee over de dissonant in de loop der eeuwen behoorlijk veranderd. Waar Carlo Gesualdo volkomen onbegrijpelijk was voor zijn barokke tijdgenoten en Beethoven zijn publiek nog schokte met het brutale begin van zijn Eerste symfonie (voor de enigszins harmonisch onderlegden: deze symfonie begint zomaar vanuit het niets met een knetterend dominantseptiemakkoord), kon Erik Satie aan het begin van de twintigste eeuw het meest onbestemde interval van de Westerse muziekgeschiedenis, de tritonus, onbekommerd een heel werk laten domineren. Daarom een geheel subjectief overzicht van de meest dissonante muziek door de eeuwen heen.

Carlo Gesualdo – Moro lasso, al mio duolo

Don Carlo Gesualdo da Venosa geldt met voorsprong als de meest mysterieuze componist op het grensvlak van de renaissance en de barok. Hij leidde een ruig leven en schreef merkwaardige muziek die kort na zijn dood snel weer vergeten werd. De Italiaan stond meer bekend vanwege zijn seksuele uitspattingen en de dubbele moord op zijn echtgenote en haar maîtresse dan vanwege de zes boeken met wonderlijke madrigalen. Pas in de vroege twintigste eeuw werd zijn werk herontdekt en stond men verbaasd over de wijze waarop Gesualdo de regels van de meerstemmigheid van de renaissance tot het uiterste dreef. Luister naar de duizelingwekkende chromatiek van Moro lasso, al mio duolo (“ik sterf in mijn lijden”), het zeventiende madrigaal uit boek zes dat in 1611 verscheen en daal voor even af in de duisternis van de pijn van een afgewezen liefde.


Heinrich Ignaz Franz von Biber – Die liederliche Gesellschaft von allerley Humor

Voor ons eenentwintigste-eeuwers is Battalia voor strijkorkest uit 1613 van Heinrich Ignaz Franz von Biber vooral een vrolijke illustratie van het leven in een legerkamp. De grote vioolvirtuoos van zijn tijd wisselt min of meer conventionele barokke klanken af met gekkigheid zoals een contrabas die geprepareerd is om een trommel na te doen in de Mars en ‘schietende’ celli in het voorlaatste deel. Het meest schokkende moet voor zijn luisteraars het korte tweede deeltje, Die liederliche Gesellschaft von allerley humor, zijn geweest. In nog geen minuut tijd passeren acht simultaan klinkende toonsoorten en verwrongen melodieën over elkaar heen om collectieve dronkenschap in muziek te vangen.


Jean-Féry Rebel – Le chaos (uit Les éléments)

Ruim een eeuw later, in 1737, deed de Franse violist en componist Jean-Féry Rebel de klinkende chaos nog eens dunnetjes over in zijn ballet Les éléments. Nu om daadwerkelijk Chaos uit te beelden aan het begin van het ballet dat over het Bijbelse ontstaan van de wereld gaat. Voor onze huidige oren klinkt dit ‘symfonische gedicht’ avant la lettre niet eens zo erbarmelijk, maar de zes minuten durende zoektocht naar een vaste toonsoort blies de onbevangen Fransen bij de première haast het theater uit.



Wolfgang Amadeus Mozart – Ein musikalischer Spass

Dat Mozart wist wat dissonanten voor de muziek en voor het sturen van de emotie konden doen, liet hij in 1785 blijken met de langzame inleiding van de laatste zes Haydnkwartetten, het zogenaamde Dissonantenkwartet KV 465. Meteen al het eerste onbestemde akkoord wringt zoals het in die tijd maar wringen kon en ook verder in deze inleiding zet hij het publiek op het verkeerde been. Twee jaar later legde de Weense componist zijn definitieve ‘dissonantenproef’ af met misschien wel zijn meest geestige werk: Ein musikalischer Spass KV 522. In dit vierdelige divertimento voor twee hoorns en strijkkwartet parodieert Mozart het werk van een incompetente componist. Het resultaat is een omgekeerde harmonie- en contrapuntleer. Het ongemak klinkt vanaf maat één en hier en daar laat Mozart de zaak echt ontsporen. Bij wijze van uitroepteken biedt Mozart aan het einde van het laatste deel het eerste voorbeeld van ‘polytonaliteit’. Alsof de musici het spoor compleet bijster zijn…

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Eric Satie – Vexations

In de negentiende eeuw begint de dissonant zich mede dankzij het beroemde Tristan-akkoord van Richard Wagner (eigenlijk niets anders dan een halfverminderd septiemakkoord dat niet conventioneel oplost) te bevrijden uit het keurslijf van de westerse tonaliteit. Muziek mag schuren, en een wrang akkoord hoeft niet eens meer opgelost te worden. Claude Debussy maakte er dankbaar gebruik van en zijn landgenoot Erik Satie maakte het helemaal bont. In 1893 schreef hij Vexations, een werk dat zich niet alleen onderscheidt door het feit dat het geheel 840 keer herhaald moet worden, maar ook door de inhoud. Een melodie bestaande uit elf van de twaalf chromatische tonen wordt tot twee keer toe begeleid met samenklanken die voornamelijk de beruchte tritonus, de diabolus in musica, in zich hebben. Volgens critici vatte Satie hiermee de weg die Wagner was gegaan op eenvoudige wijze samen. Volgens Satie was het werk een ‘beknopte’ reactie op zijn even korte relatie met kunstschilder Suzanne Valadon.


Arnold Schönberg – Fünf Orchesterstücke, op. 16

Waar Satie de indruk wekte ‘maar wat aan te rotzooien’ om met een bekende Nederlandse schilder te spreken, kwam Arnold Schönberg door pure analyse en de uiterste consequenties trekken uit de weg die de laatromantiek ingeslagen was tot even wrange en onbestemde klanken. Hij formaliseerde ze uiteindelijk in zijn twaalftoonssysteem, maar het mooist en meest onthutsend is die ‘intuïtieve’ zoektocht naar de ‘bevrijding van de dissonant’. Wat dat aangaat kunnen zijn Fünf Orchesterstücke op. 16 uit 1909 fungeren als voorbeeld.


Charles Ives – The Fourth of July

Wat dissonanten betreft maakte de Amerikaan Charles Ives het rond 1913 misschien nog wel gekker. Waar Schönberg ‘logische’ conclusies trok uit de laat negentiende-eeuwse muziek, schreef Ives, niet gehinderd door een lange traditie van westerse klassieke muziek, regelmatig muziek zoals hij het op straat beleefde. Zo is het eind van het toch al regelmatig ontsporende The Fourth of July, het derde deel uit het vierdelige ‘symfonie’ New England Holidays, een orkestrale weergave van twee militaire kapellen die tegen elkaar inlopen en verschillende werken spelen. Het resultaat is zo’n chaotische kakofonie dat er twee dirigenten nodig zijn om het zeer exact uitgeschreven werk in goede banen te leiden.


Henry Cowell – Tiger

In Europa trokken componisten in de eerste decennia van de twintigste eeuw zorgvuldig conclusies uit alle muziek die tot dan toe bekend was, los van wat experimentele Italianen zoals Luigi Russola die met zijn ‘intonarumori’ en zijn Gran Concerto Futuristico de verdere industrialisatie een ‘ruisklank’ gaf. Aan de andere kant van de oceaan kon het in de Verenigde Staten alle kanten op. Zo behandelde Henry Cowell de piano op een destijds onconventionele wijze. Hij liet niet alleen het binnenwerk bespelen, maar maakte ook muziek van enorme clusters waarbij er regelmatig vlakke handen en zelfs hele onderarmen aan te pas moesten komen. Hoewel een werk als Tiger uit 1930 naar de letter zeer dissonant is, levert het in zijn geval buitengewoon suggestieve muziek op.


Krzysztof Penderecki – Threnody For the Victims of Hiroshima

Voor de echte krijtjes-over-het-schoolborddissonanten moeten we toch in Europa zijn waar componisten als Karlheinz Stockhausen en Pierre Boulez met even overladen als subtiele partituren het toonsysteem op stelten zetten. Daar maakte ook iemand als de Pool Krzysztof Penderecki zich in 1960 in één klap onsterfelijk met zijn Threnody for the victims of Hiroshima. Toch was deze bijna negen minuten durende explosie van uitgecomponeerde ruis, die ook nog eens vernieuwend genoteerd was, geen berekenend modernisme, maar een huiveringwekkende cri de coeur van een componist die protesteerde tegen elke vorm van excessief geweld en zo ook de communistische machthebbers veroordeelde. Het werk, dat pas nadat de componist de laatste dubbele streep had gezet zijn titel kreeg, is niet mooi, maar ook na zestig jaar nog steeds extreem indringend.


Iannis Xenakis – Sea Change

Terwijl Penderecki naarmate zijn carrière vorderde de tonaliteit en de consonant weer meer en meer toeliet, ging iemand als Iannis Xenakis stoïcijns zijn eigen weg. De Griekse componist en architect, die in Frankrijk onderdak vond met zijn granieten partituren, bleef sinds hij in de jaren vijftig doorbrak met werken als Metastasis en Pythoprakta zijn eigen taal trouw. Stochastische muziek noemde hij zijn onnavolgbare klankwolken die doorgaans gebaseerd waren op architectonische of natuurlijke vormen. Ook zijn voorlaatste werk uit 1997, Sea Change, is een overdonderend klankpallet van krijsende strijkers en vervaarlijk brullende bassen.


Eric Whitacre – Water Night

Om aan het eind van de rit toch nog even duidelijk te maken dat er na alle vaak oorpijnigende composities van de Westerse avant garde ook ‘mooie’ muziek geschreven kan worden met dissonanten, een werk van de hedendaagse Amerikaanse held van de koormuziek. Eric Whitacre meldde zich in 1991 aan het front met Cloudburst voor koor a cappella. Een werk vol toonclusters en klankwaaiers dat desondanks zeer tot de verbeelding sprak. Whitacre slaagde er in een hedendaags oeuvre op te bouwen dat ook bij de betere amateurkoren een enthousiast gehoor vond. Zijn dissonanten zijn altijd suggestief en illustratief, zoals in het populaire Water Night uit 1994 gebaseerd op het gedicht Agua nocturna van Octavio Paz, en dat maakt een dissonant nu eenmaal acceptabel voor het grote luisterpubliek.


messiaen 220Lees en luister ook