Top 10 Moeilijkste pianowerken

Sinds de opkomst van het virtuozendom in de negentiende eeuw beschouwen sommige componisten/pianisten het als een sport om zo veeleisend mogelijk te schrijven. Soms verloren ze daarbij de muzikaliteit uit het oog, maar de mooiste onspeelbaar geachte pianopartituren zijn door de jaren heen veroverd door oude en weer nieuwe klavierleeuwen. Ondertussen schrijven componisten steeds weer nieuwe uitdagingen die voorbij lijken te gaan aan de kunde van de musici. Onderstaande uiteraard niet volledige lijst vormt een aardige samenvatting van de strijd om de noten vanaf het midden van de negentiende eeuw tot het begin van de huidige tijd.

Charles Valentin Alkan – Concerto for Solo Piano, Le Preux

Voor de eerste duizelingwekkende noten laten we Franz Liszt, toch de eerste van de grote klavierleeuwen, even links liggen en slaan we een indrukwekkende etude als La Campanella lekker over om meteen naar een onderschat virtuoos te gaan die heel wat uitdagingen componeerde: Charles Valentin Alkan (1813-1888). De naam komt niet vaak voor op concertprogramma’s en dat is vooral omdat zijn werk zo razend moeilijk is. Zo is zijn Concert pour piano seul uit 1857 een driedelig monster uit de Douze études dans tous les tons mineurs. De pianist speelt zowel solo als ‘begeleiding’ en heeft maar liefst vijftig minuten lang pagina’s vol noten voor zijn neus. En het is nog goede muziek ook. Voor wie vijftig minuten wat te veel van het goede is, biedt de even virtuoze maar slechts zeven minuten lange concertetude Le Preux (1844) uitkomst.


Igor Stravinsky – Trois mouvements de Petrouchka

Eigenlijk had Igor Stravinsky (1822-1971) geen virtuoos pianowerk nodig om spraakmakend te zijn. De faam die hij had dankzij balletten als Petroesjka uit 1911 en Le sacre du printemps uit 1914 was al genoeg. Toch werd de bewerking van drie delen uit Petroesjka die hij in 1920 op verzoek van zijn vriend Arthur Rubinstein maakte, een huzarenstukje waar menig pianist nog steeds zijn tanden op stuk bijt. Stravinsky’s geslaagde poging om alle finesses van de orkestpartituur in de piano te vangen ging gepaard met razendsnelle glissandi, grote sprongen en arpeggio’s op turbosnelheid.


Mili Balakirev – Islamey

‘Technisch gesproken het moeilijkste pianowerk ooit geschreven’. Dat zei Hans von Bülow, niet alleen een goed dirigent, maar ook een van de beste pianisten van zijn tijd, over Islamey van Mili Balakirev (1837-1910). De componist, ook geen slechte pianist, gaf toe dat er passages in het werk uit 1869 waren die hij zelf niet kon spelen. Nikolaj Rubinstein kon het wel en verzorgde de première, het publiek in verbazing achterlatend. Ook Liszt koketteerde er graag mee. Toch is Islamey meer dan louter een showstuk. Het was vooral een weerslag van Balakirevs reis door de Kaukasus en zijn fascinatie voor de volksmuziek die hij daar hoorde.


Aleksandr Skrjabin – Sonate nr. 5, op. 53

Bijna veertig jaar na Islamey, in 1907, ontstond er een nieuw ‘moeilijkste werk ooit’. Althans volgens Sviatoslav Richter. De Vijfde pianosonate van Aleksandr Skrjabin (1872-1915) bezorgde de pianist, toch niet de minste, enorme hoofdbrekens door de veelheid aan polyritmiek, de ‘workouts’ voor vingers en armen, de eendelige structuur en de harmonie die maar niet echt een tooncentrum wil vinden. ‘Diabolisch’, vond men het werk. En dan te bedenken dat Skrjabin begon als Chopinadept.


Ravel – Gaspard de la Nuit

Een jaar na het ontstaan van Skrjabins Vijfde sonate besloot Maurice Ravel (1875-1937) een werk te schrijven dat moeilijker was dan Islamey van Balakirev. Met Gaspard de la Nuit, het driedelige werk gebaseerd op gedichten van Aloysius Bertrand, slaagde hij met vlag en wimpel. Vooral met het laatste deel, Scarbo, zette Ravel een nieuwe standaard waar het ging om pianovirtuositeit. Ondertussen bleef de componist dezelfde poëtische Fransman en schreef hij ondanks (of dankzij) zijn streven drie meesterlijk sfeervolle delen. 


Charles Ives – Pianosonate nr. 2 ‘Concord’

‘Het duurt een eeuwigheid om het te leren spelen en uiteindelijk is het niet waard’, is een van de minder vleiende uitspraken over de Concord Sonate die Charles Ives (1874-1954) in 1915 schreef en in 1920 componeerde. Ives wilde ‘een impressie geven van het transcendentalisme’, de filosofische stroming die in het midden van de negentiende eeuw in Amerika postvatte met filosofen als Henry David Thoreau en Ralph Emerson. Hij deed dat met een 45 minuten durend vierdelig werk zonder maatstrepen, complexe harmonieën, extreem spel en in het tweede deel zelfs een stuk hout (37 cm lang volgens voorschrift) om clusters te spelen. Het bleek het allemaal wel waard; de Concord Sonate groeide uit tot een van de meest iconische twintigste eeuwse pianowerken.


György Ligeti – Étude pour Piano nr. 13

Natuurlijk blonk de naoorlogse avant-garde onder aanvoering van Pierre Boulez en Karlheinz Stockhausen uit in nagenoeg onspeelbare partituren. De drie pianosonates van Boulez, de Klavierstücke van Stockhausen, weinig pianisten durven het op het programma te zetten. Ook omdat het voor de luisteraar niet de gemakkelijkste muziek is. Hoewel György Ligeti (1923-2006) ook groot werd als een van de boegbeelden van de avant-garde, koos hij in de jaren tachtig vooral onder invloed van de Afrikaanse muziek mildere wegen. Desondanks zijn Ligeti’s achttien Etudes voor piano die tussen 1985 en 2001 ontstonden met hun dynamische eisen en ongemakkelijke polyritmiek extreem uitdagend. Als deel voor het geheel is de dertiende Etude, L’Escalier du Diable, ongetwijfeld het meest gepast. Een doordenderende toccata die geïnspireerd op de nergens beginnende en eindigende trappen in de tekeningen van Escher over het hele klavier dendert en ondertussen vraagt om een dynamiek van bijna geluidloos tot maar liefst acht fortes.

 


Brian Ferneyhough – Lemma-Icon-Epigram

De partituren van Sorabji konden in de vroege jaren tachtig op enthousiasme rekenen van componisten die vallen onder de verzamelnaam Nieuwe complexiteit. Kort samengevat: veel noten, extreem instrumentbereik, een polyritmiek waarbij elke vorm van wiskunde tekort schiet, maar toch op de goede momenten meesterlijke muziek. Een van de vertegenwoordigers die grossiert in goede momenten is de Engelse componist Brian Ferneyhough (1943). Hij schreef mede op verzoek van Nicolas Hodges ook een aardig piano-oeuvre bijeen. Zijn meesterwerk in deze is Lemma-Icon-Epigram. Schrik niet van de notatie. Volgens de componist zelf is het meer een richtlijn dan een dan een dictaat.


Kaikhosru Shapurji Sorabji – Opus clavicembalisticum

Wie de Engelse componist van Indiase afkomst Kaikhosru Shapurji Sorabji (1892-1988) van een vorm van grootheidswaanzin beticht, heeft niet helemaal ongelijk. In 1930 schreef hij met zijn Opus clavicembalisticum een ruim vier uur durend hoofdpijndossier voor pianisten in twaalf stukken verspreid over drie delen. En het was niet eens zijn langste werk. Wel een van zijn moeilijkste. ‘De laatste vier pagina’s zijn zo rampzalig en catastrofaal als alles wat ik ooit heb gedaan. De harmonie bijt als salpeterzuur, het contrapunt maalt als de molens van God’, zei de componist er zelf over. Vanwege de tijdsduur, de ritmische complexiteit en de extreme virtuositeit zijn integrale uitvoeringen zeer zeldzaam. Cadenza I uit het tweede deel is qua lengte te overzien, qua noten nauwelijks.


pianisten (1)Lees en luister ook