Zijn ouders zagen al vroeg een groot tennisspeler in hem, maar het lot bepaalde anders. Hoewel de pas 18-jarige Daniel Lozakovich de ballen nog steeds goed weet te raken is zijn belangrijkste gereedschap al jaren de strijkstok. Onlangs verscheen zijn tweede album. Na Bach stort hij zich nu deels samen met het National Philharmonic Orchestra of Russia onder leiding van zijn mentor Vladimir Spivakov op de romantiek van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski.
Het is misschien vreemd om dat te zeggen van een 18-jarige, maar Daniel Lozakovich is een laatbloeier. Zeven jaar was hij al toen hij voor het eerst een viool ter hand nam. Dat is voor een beetje violist aan de late kant, maar voor Daniel maakte het blijkbaar niet zo veel uit. Zijn progressie was meer dan opmerkelijk en op 10-jarige leeftijd stond hij al aan de zijde van niemand minder dan violist en dirigent Vladimir Spivakov om zijn officiële podiumdebuut te maken. De vonk sprong meteen over. Op Spivakov, die tot op de dag van vandaag de belangrijkste mentor van de jonge Zweedse violist is, op het publiek, dat Lozakovich vertederend vond en, niet onbelangrijk, op de kleine virtuoos zelf die op dat moment waarschijnlijk de definitieve keuze voor de viool maakte en zaken als boksen, schaken en tennis naar het tweede plan verwees.
Diepgravende interpretatie
Men zou hem een wonderkind kunnen noemen, maar Lozakovich lijkt die status ondanks zijn jeugdige leeftijd al lang en breed gepasseerd te zijn. Dat werd al duidelijk bij zijn officiële debuut op het gele label waar hij als 15-jarige jongen een exclusief contract tekenden. Zijn eerste album dat in 2018 verscheen was geen plaat vol juveniele liflafjes, maar gewoon een volwassen opname van twee vioolconcerten van Johann Sebastian Bach en diens Tweede Partita. Ja precies, de Partita met die zo’n kwartier durende Chaconne die zelfs van de grootste violisten alle concentratie, technische bagage en diepgravende interpretatie vergt. Lozakovich speelt het werk alsof het een kinderliedje betreft, zoveel gemak straalt hij uit. En ondertussen is zijn vertolking opmerkelijk volwassen. Alsof er een oude wijze in het jonge lijf schuilt die waar nodig en gewenst het voortouw neemt.
Zingen en zwieren
Die oude wijze is ook aan het woord op het nieuwe album van Lozakovich. Wederom maakt hij zich er niet gemakkelijk van af en pakt hij meteen maar een van de grootste hits uit het rijtje vioolconcerten aan: Tsjaikovski’s evenveel geprezen als verguisde Vioolconcert in D. Alsof er geen briljante opnamen zijn waar hij mee moet concurreren. Het concert dat ooit beschouwd werd als nagenoeg onspeelbaar – de Weense criticus Eduard Hanslick meende daarom dat het vioolconcert ‘stonk’ en dat de violist van dienst zichzelf martelde – zingt en zwiert bij Lozakovich alsof het niets is. En vooral in de cadens van het eerste deel bewijst hij zo boven de materie te staan, dat je niet anders kunt dan vallen voor zijn vertolkingskunst.
Favoriete opname
Deze zoon van een vader uit Wit-Rusland en een moeder uit Kirgizië kan op deze opname ook rekenen op de steun van Vladimir Spivakov, die het National Philharmonic Orchestra of Russia warmbloedig door Tsjaikovski’s noten leidt. Deze support is niet onbelangrijk, want Spivakov nam het concert zelf in 1993 als violist op. Het werd ‘de favoriete opname’ van Lozakovich, die zich als een vis in het water voelt onder Spivakov als dirigent. Het siert de jonge violist daarbij dat hij nergens pogingen doet het vioolspel van Spivakov te kopiëren. Bij Lozakovich spreekt de lyriek voor zich en staat het romantisch-Russisch schmieren – wat Spivakov met zijn ronde toon en perfecte timing uitstekend beheerste – wat meer op de achtergrond.
Rijp romanticus
Wat niet wil zeggen dat de romantiek bij Lozakovich ontbreekt. Het tegendeel bewijst de violist in de meeslepende instrumentale versie van Lensky’s beroemde aria uit Jevgeni Onegin (Kuda, kuda, vi udalilis), de versie voor viool en orkest van Méditation uit Souvenir d’un lieu cher, en in de prachtige aanvullende stuken met Stanislav Soloviev achter de vleugel. Vooral daar laat Lozakovich zich kennen als een verrassend rijp romanticus. Het geeft Melodie uit Souvenir d’un lieu cher, de Valse sentimentale op. 51 nr. 6 en Tsjaikovski’s zetting van Goethes Nur wer die Sehnsucht kennt die in de instrumentale versie wereldfaam verwierf als None but the lonely heart een onweerstaanbare bite. En het maakt deze stukken tot een enerverende voetnoot bij Tsjaikovski’s Vioolconcert en bovenal tot een manifest van een buitensporig talent dat doet uitzien naar de volgende opnamen van deze jongeman die zoveel meer is dan het zoveelste ‘wonderkind’.