Zomaar grote namen uit de muziekwereld bij elkaar zetten voor een gezamenlijk kamermuzikaal concert is geen garantie voor succes. Zeker niet als een van die musici Evgeny Kissin heet. De doorgaans solitair opererende pianist laat zich zelden in met kamermuziek, maar maakte voor het Emerson String Quartet een uitzondering. Het resultaat is verbluffend.
Evgeny Kissin is niet de eerste pianist waar een mens aan denkt als het gaat om een programma met MozartsPianokwartet in g KV 478, het Eerste Pianokwartet in c op. 15 van Gabriel Fauré en Dvořáks fameuze Pianokwintet nr. 2 in A op. 81. De Russische pianist begon ooit als wonderkind en al in 1984, op 13-jarige leeftijd, kwam hij internationaal onder de aandacht. Hij is op zijn zachtst gezegd nogal op zichzelf. Hoewel er de afgelopen vijfendertig jaar wel het een en ander is veranderd, blijft hij een even geniale als onberekenbare Einzelgänger. Die was hij al toen hij in 1988 live met de Berliner Philharmoniker onder leiding van Herbert von KarajanTsjaikovski’sEerste pianoconcert opnam. Des te opvallender is het, dat het gerenommeerde Emerson String Quartet het aandurfde om niet alleen bovenstaande monumenten uit het kamermuziekrepertoire met Kissin te spelen, maar ook met deze eigenzinnige pianist op tournee te gaan langs internationale zalen.
Instant rapport
Al tijdens het repetitieproces vonden de strijkers en de pianist elkaar, aldus de twee violisten van het kwartet Eugene Drucker en Philip Setzer. De Emersons waren onder de indruk van Kissins vermogen om werkelijk elke frase tot op het bot te analyseren en vervolgens gezamenlijk te zoeken naar een uitdrukkingsvorm waarbij iedere stem optimaal tot zijn recht kwam. De concertserie die daarna plaats vond noemde Drucker ‘de meest memorabele gebeurtenis van het complete seizoen’. En gelukkig kan de luisteraar deze uitspraak toetsen, want het laatste concert in de reeks, het concert in Carnegie Hall New York op 27 april 2018, is integraal opgenomen en uitgebracht. De pers was destijds laaiend enthousiast en schreef over een ‘palpable sense of communication’ (Bachtracks) en ‘een ideale match tussen de strijkers en de pianist’ met ‘instant rapport’ (New York Times). Inderdaad grijpen de strijkers en Kissin de nietsvermoedende luisteraar meteen bij de strot. Kissin speelt met een lichtvoetige virtuositeit. En het voor Mozarts Pianokwartet tot trio teruggebrachte strijkkwartet speelt als één megastrijkinstrument met vele kleuren. Alsof het karakters in een opera zijn, zo krijgt elke frase, elk thema zijn eigen plaats en kleur in dienst van het totale verhaal. Opvallend daarbij is, hoe de musici elkaar de ruimte geven om waar nodig en gewenst te stralen. Ook Kissin weet precies wanneer hij de strijkers de ruimte wil geven en wanneer hij zelf de spotlights op wil zoeken.
Kamermuziekdier
Dat maakt ook de lezing van Fauré’s Pianokwartet tot een waar feest, in tegenstelling tot Mozart nu met Eugene Drucker als violist. ‘Als je al zoveel jaar samenspeelt is het gemakkelijk om de precieze timing exact van elkaar aan te voelen’, zei hij bescheiden over de prestaties van het kwartet. Het feit dat Kissin hierbij naadloos aan kon sluiten is misschien wel het meest opmerkelijke van deze opname. Vooral Dvořáks Pianokwintet nr. 2 in A is een opname die alle bestaande registraties qua diepgang en speelvreugde verslaat. Kissin lijkt in de muzikale communicatie een waar kamermuziekdier met een sturende en stuwende pianopartij en wederom zonder de hoofdrol voor zichzelf op te eisen. Luister naar Dumka, het bekende tweede deel van het Kwintet en wees verkocht. Ook de toegift, het Scherzo uit SjostakovitsjsPianokwintetin g op. 57, smaakt definitief naar meer en schreeuwt om een opname van het volledige werk. Dit is een album dat als een klinkende definitie van Kamermuziek met hoofdletter K gebruikt kan worden.