Snapshot Klassiek Angst als dealbreker

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo Huijnen & Hopman, is concertmeester van het Gelders Orkest, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Diskotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere twee weken op maandagavond kun je haar nieuwe column beluisteren op Radio 4 en lezen op Classics To Go.

Angst als dealbreker

Als kind vond ik er geen bal aan om viool te spelen. Het besef dat het ook leuk kon zijn, kwam op het moment dat ik als tiener in het Euregio Jeugdorkest ging spelen. Het was de hemel. Een week zonder ouders, met leeftijdgenoten uit België en Duitsland muziek en lol maken. De lucht stond stijf van de endorfines. Nooit vergeet ik Mendelssohns Hebriden Ouverture en Tjaikovski’s Vijfde Symfonie, mijn vuurdoop in het symfonisch repertoire. Als ik ze nu speel voel ik nog steeds de extase van toen. Zenuwen waren er niet. De overgave, de onbevangenheid, het totaal-geen-idee-hebben-van-wat-ik-zat-te-doen-behalve-lekker-zagen, veroorzaakte een geluksgevoel waar ik weken op teerde. En natuurlijk werd ik verliefd – dat hoort erbij – op een Belgische trompettist, en stond ik met alle meiden te brullen bij het afscheid.

Dat de realiteit anders is als je in het vak zit, is logisch. Iedere beroepsmusicus ervaart weleens een vorm van podiumangst. Het risico van black-outs, de worsteling met techniek, de confrontatie met het publiek en – erger soms – de priemende ogen van collega’s. Geen kattenpis. Gelukkig zijn grote zenuwaanvallen mij bespaard gebleven. Maar het is een issue voor veel musici: dealen met de bijna dwangmatige hang naar perfectie en de daaruit voortvloeiende onzekerheid, het moeten pieken en presteren op een bepaald tijdstip, en je mentaal staande houden in een muziekwereld die steeds harder wordt.

Esther van Fenema schreef er een boek over, ‘Het ontstemde brein’. Ze is violist en psychiater, en heeft de Muziekpoli opgericht. Musici die psychische hulp nodig hebben kunnen bij haar terecht.
Ik heb haar boek in één ruk uitgelezen. Ook al zijn de verhalen daarin geen dagelijkse praktijk voor iedere musicus, ik durf te wedden dat de meeste vakgenoten iets herkennen.

Het omgaan met alle mentale en psychosociale factoren maakt een musicus kwetsbaar. Velen worstelen er hun hele werkende leven mee. Het zou daarom verplichte kost moeten zijn op de opleiding, conservatoria kunnen het taboe doorbreken. Want dat is het nog steeds. Veel musici houden de schijn op. Erover praten met collega’s maakt je angst concreter. Als iedereen het weet voel je je nóg meer bekeken, en kom je er niet onderuit om de confrontatie met je angst aan te gaan.
In mijn conservatoriumtijd gebruikten medestudenten al bètablokkers. Vaak geritseld onder de toonbank van de apotheek als ze hun verhaal niet aan de huisarts durfden toevertrouwen. Zo jammer, die angst in een fase dat alles nog beginnen moet. Maar de prestatiecultuur is vaak dan al een dealbreaker, alleen de sterksten slagen.

Plezier is voor mij een voorwaarde. Om die reden heb ik lang geleden met mijn angst voor blackouts afgerekend: ik speel altijd met bladmuziek. Sommige mensen keuren het af, omdat het minder geïnspireerd of spontaan zou zijn. Maar bij mij werkt het andersom: ik sta te stressen en heb geen lol. Geen optie dus. En ik denk dat Brahms mijn spel niet zou afkeuren omdat ik er een lessenaartje bijzet.


Aanbevolen opnamen


Lees en luister ook